Selecteer een pagina

“De politiek moet dingen mogelijk maken in de vorm van een beleidskader, maar ook in de vorm van vastgoed.”

In gesprek met de Haagse wethouder Joris Wijsmuller

Voor de vorige editie van MMNieuws spraken we met Joris Wijsmuller, wethouder Stadsontwikkeling, Wonen, Duurzaamheid en Cultuur voor de gemeente Den Haag, over de culturele diversiteit van de stad en de relatie tussen politiek en de culturele sector. In dit vervolginterview vroegen we hem naar het Spuikwartier, het culturele vastgoedbeleid van de gemeente en de waarde van nieuwbouw.

Aan de ene kant verhuren gemeenten vastgoed aan culturele instellingen, aan de andere kant treedt de gemeente op als subsidieverstrekker voor culturele instellingen. Hoe zie je deze tweeledige rol van de gemeente?

Ik denk dat die tweeledige rol juist verstandig is wanneer partijen het financieel moeilijk hebben, bijvoorbeeld na bezuinigingen. Veel instellingen hebben flink moeten nadenken over hoe ze andere bronnen van inkomsten kunnen aanboren, of hebben flink ingeteerd op eigen vermogen. Bij instellingen die zelf verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van hun gebouw ontstaat zorg om onderhoud. Op korte termijn wordt er bezuinigd op onderhoud omdat de broek omhoog moet worden gehouden, ontstaat er op lange termijn een groot probleem. Daarom is het goed dat de gemeente eigenaar is van een aantal cultuurgebouwen, omdat de gemeente wel in kan staan voor de continuïteit en het onderhoud van het culturele vastgoed. Dat is voor je culturele infrastructuur wel van groot belang. We hebben bijzondere en minder bijzondere cultuurgebouwen, maar het is belangrijk dat die allen in technisch goede staat blijven verkeren. We hadden tot zeer recent bijvoorbeeld twee theaters op het Spuiplein staan, die inmiddels plaats maken voor het Spuikwartier. Die waren vroeger eigendom van de instelling zelf. Toen de ARBO eisen werden aangescherpt, kwamen zij voor een grote investering te staan waarvoor ze niet gespaard hadden, omdat ze alles uit de kast hadden getrokken om zich vooral op artistiek niveau verder te ontwikkelen. Wanneer een instelling zo’n grote investering niet aan kan dan wordt de omgeving daar de dupe van: een gebouw verloedert en heeft een negatieve impact op de omgeving, of de werkomstandigheden van het personeel en de artiesten worden abominabel. Daarom vind ik het goed dat de gemeente een vinger in de pap houdt: we zijn wel subsidiënt maar daarnaast vind ik het belangrijk dat we ook de culturele infrastructuur bewaken. Wij kunnen dat wel goed langjarig organiseren.

Het huurbeleid strekt zich uit over een veel langere periode dan het subsidietraject. Zie je daar niet ook een probleem de kop op steken?

Dat blijft altijd wel een kwetsbare factor. Het kan zijn dat een instelling om wat voor reden dan ook het niet meer redt. Dan sta je opeens voor een vastgoedprobleem wanneer je als gemeente langjarig in zo’n pand hebt geïnvesteerd. Den Haag is echter een stad met een hele rijke culturele infrastructuur en daar maken ook de gebouwen onderdeel van uit. Je moet vertrouwen hebben in je culturele instellingen en infrastructuur, het niet opgehangen aan bepaalde personen of instellingen, maar er van uitgaan dat het systeem langdurig kan blijven functioneren. Ik zie wel een spanning, maar vanuit de ervaring met Den Haag weet ik dat het culturele leven heel divers en consistent is en dat ook zal vasthouden. Ik vind het belangrijk dat de gemeente daarin verantwoordelijkheid neemt en blijft nemen.

Hoe zie de onderlinge afhankelijkheid binnen vastgoedbeleid en cultureel beleid? Beiden zitten in je portefeuille. Hou je rekening met het een, in het opstellen van beleid van het ander?

Op zich zijn de relaties niet zo direct. Waar je wel rekening mee moet houden is dat wanneer je van instellingen vraagt om andere bronnen van inkomsten aan te spreken of cultureel ondernemerschap te tonen, je er ook voor moet zorgen dat het vastgoed daar goed bij kan worden ingezet. Dat vraagt soms aanpassingen in het vastgoedbeleid. Dat bijvoorbeeld de ruimtes beter opgesplitst kunnen worden zodat het makkelijker wordt om partners of onderhuurders te plaatsen. Het vraagt soms ook wat op het gebied van regelgeving, bijvoorbeeld dat je de ruimte geeft om meerdere functies in cultureel vastgoed onder te brengen, in plaats van dat je het heel strak regelt en bestemd zodat er maar één ding kan. In dat laatste geval kan zo’n instelling ook niet op een ander gebied hun plek en talent mogelijk maken. Ik zie daar een rol voor de gemeente, om in vastgoed en voorzieningen welwillend mee te denken. Zodat culturele instellingen die verantwoordelijkheid ook ten volle kunnen nemen en de kansen die er zijn op locatie kunnen benutten. De politiek moet dingen mogelijk maken in de vorm van een beleidskader, maar ook in de vorm van vastgoed. We zitten nu bijvoorbeeld heel erg in het verduurzamen van vastgoed. Dat betekent dat we investeren in een gebouw, en dat betekent weer dat voor de gebruiker van het gebouw de energierekening wellicht omlaag gaat. Maar dat betekent ook dat wij gaan investeren zonder dat we dat direct terug zien. De gebruikers van het gebouw aan de andere kant wel. Zo moet je met elkaar een modus vinden waarin beide belangen gediend worden.

Dreigt er leegstand in het Haagse culturele vastgoed?

Er ontstaan soms gaten in het culturele vastgoed, maar daar ontstaan al snel nieuwe initiatieven. Theater Zeebelt is helaas wegbezuinigd maar Theater Spui heeft er nu de verantwoordelijkheid over gekregen, :Zaal 3. Het heeft een geweldige nieuwe functie voor talentontwikkeling. Eenzelfde ontwikkeling zie je bij theater De Nieuwe Regentes. De Regentes was een gesubsidieerde instelling waar flink het mes in is gegaan met de bezuinigingen. Vanuit de wijk is daarvoor in de plaats een nieuw initiatief gekomen, met veel vrijwilligers. Je ziet gelukkig dat de oude culturele programmering in dat theater vervolg heeft gekregen. Daarbij is het ook een Cultuuranker, een formule die cultuur de wijken inbrengt en waar we veel waarde aan hechten. Een ander goed voorbeeld is , voormalig het Korenhuis. Prins 27 zat eerst in het grote pand van Zuid57, waarbij ruimte is voor cultuureducatie, maar kon de huur niet meer betalen. Er dreigde leegstand en de verhuurder moest op zoek naar nieuwe huurders. Daarmee dreigde de culturele functie verloren te gaan, en dreigde er voor de verhuurder kapitaalvernietiging. Nu heeft een groep leraren zich samengepakt om zelf in Zuid 57 te houden. Leegstand geeft dus ook weer ruimte aan nieuwe initiatieven. Er ontstaat ruimte die weer opnieuw vanuit het culturele veld wordt bezet.

Stimuleert de gemeente Den Haag dit soort bottom-up initiatieven?

Het is geen toevalstreffer dat we dergelijke voorbeelden hebben, we geven daarin wel enige sturing. Zoals bijvoorbeeld bij het Openlucht Theater in het Zuiderpark, gesloten door bezuinigingen. Het theater stond te verpieteren tot we uit het Haagse amateurtoneel het signaal kregen dat er interesse was om het theater te runnen. Ik heb toen de sleutels overgedragen, en de basislasten voor de huisvesting afgedekt. Zij hebben afgelopen zomer voor een opknapbeurt en een goede programmering gezorgd. Dit college staat heel erg open voor de Haagse kracht, zoals we dat noemen. We vertrouwen op de kracht van onze inwoners, zeker in het culturele veld.

We zien in veel gemeentes dat culturele functies worden samengebracht op één locatie om te besparen op vastgoedkosten. Is dat ook een ambitie van de gemeente Den Haag?

Wat je wel ziet is dat er samenwerking is tussen culturele instellingen. Dat kan tot meerwaarde leiden, maar dat is niet noodzakelijk. Dat kan op een fysieke locatie zijn, dan kan ook samenwerking tussen sectoren behelzen. We hebben natuurlijk het Spuikwartier, dat onderwijs en cultuur verbindt. Een ander voorbeeld is de op handen zijnde fusie tussen het Nationale Toneel, de Koninklijke Schouwburg en het Theater aan het Spui. Daar ben ik heel blij mee. Er was al een theateralliantie, er was al samenwerking tussen de instellingen. Dat gaat nu een stap verder in de vorm van een fusie. Dat betekent dat de hele keten van talentontwikkeling en programmering in Zaal 3, Theater aan het Spui, het Nationale Toneel en de Koninklijke Schouwburg op elkaar afgestemd kan worden. Zoiets kan zeker zijn vruchten afwerpen, juist omdat het niet is opgelegd door de overheid. De samenwerking van instellingen in het Spuikwartier was ook geen ingreep van de gemeente, dat kwam vanuit de instellingen zelf. Voor ons was het belangrijk dat er naast facilitaire samenwerking er ook een inhoudelijke meerwaarde was. Dat was in beide gevallen duidelijk het geval.

Dat brengt ons op het Spuiforum, nu omgedoopt tot het Spuikwartier. Zou je voor onze lezers kort kunnen vertellen wat de huidige stand van zaken is?

Het Spuiforum is definitief van de baan. Dat was een plan waar alle aandacht was gevestigd op wat er in het gebouw zou moeten gebeuren. We gaan nog steeds investeren in de theaters aan het Spuiplein, maar het nieuwe plan bezet niet het hele plein. Het gaat nu veel meer om een gebiedsontwikkeling waarbij gebouw interacteert met de omgeving. Daar zit de meerwaarde in van deze investering. We hebben een streep getrokken door het vorige plan en razendsnel een nieuw plan in elkaar gezet. Daarin is er een integrale aanbesteding gedaan, waarbij ontwerp, bouw en onderhoud in de markt zijn gezet. Dat betekent dat de daadwerkelijke bouw een jaar is vertraagd, in de zomer 2019 gaan de deuren van het nieuwe Spuikwartier open. Huidig plan werd ook veel beter ontvangen. Het vorige plan stuitte op enorm veel weerstand door de kosten, destijds in een tijd van bezuinigingen. Nu investeren we weer in cultuur en hebben we een kostentechnisch beter plan. De sloopkogels zijn inmiddels aan de slag, medio volgend jaar gaat de schop de grond in voor de bouw van het nieuwe theater. Met als resultaat niet alleen een prachtig nieuw theater en conservatorium, maar ook een nieuw gebied: het Spuiplein is integraal onderdeel van het plan en krijgt een heel aantal nieuwe kwaliteiten.

De Haagse Stadspartij was in het verleden een van de felste critici van het oude Spuiforumplan. Het plan is wellicht goedkoper en beter, maar het blijft toch een enorme investering. Hoe verantwoord je dat?

Het stond voor mij als een paal boven water dat er in het centrum en deze culturele voorziening geïnvesteerd moest worden. Ook was de gemeente al bijna acht jaar in gijzeling met de discussie rond het Spuiforum. De volgende stap was dan ook duidelijk. We staan voor opgaven als de decentralisatie van de zorg en een relatief grote werkeloosheid. Er was een zekere verantwoordelijkheid om een nieuwe coalitie te maken, wat betekent dat alle partijen over hun eigen schaduw heen moesten stappen. Die verantwoordelijkheid heb ik genomen. Voor mij was het belangrijk dat het plan niet tot extra kosten zou leiden. Daarnaast zou het Spuiplein behouden moeten blijven in plaats van bezet worden door een groot gebouw. Daarin hebben we in ieder geval stappen kunnen zetten, en dat betekende ook dat ik bereid was om vanuit de Stadspartij een compromis te sluiten. Het plan is nog steeds relatief duur, maar we hebben het geaccepteerd omdat onze eisen op een aantal punten ingewilligd werden en er een plafondbedrag is. Het huidige ontwerp is daarnaast zelfs boven mijn verwachting, en er ontstaat weer positieve energie voor de instellingen en de stad: we gaan verder.

Is de gemeente in het verleden wel kritisch genoeg geweest in het bouwen van culturele nieuwbouw?

Ik denk dat de gemeente daar zeker kritisch genoeg in is geweest. Dat zie je in het Spuikwartier, maar ook in de verbouwingen en renovaties in het Paard van Troje, de Koninklijke Schouwburg of het Gemeentemuseum. Als je kijkt naar de omvang van ons vastgoed hebben we niet teveel, maar wel wel divers en vitaal culturele vastgoed. Het zwaartepunt ligt in het centrum, maar ook in de buitenwijken. Ik denk dat de gemeente voldoende kritisch is geweest in het bijhouden van bestaand vastgoed en het bouwen van nieuw vastgoed. Met als resultaat dat we op cultureel infrastructuur gebied eigenlijk niet zoveel te wensen hebben. Het gemeentelijke vastgoed is goed in gebruik, zowel vast als tijdelijk. Dat betekent wel dat de rek er een beetje uit is, terwijl ik het wel belangrijk vindt dat er broedplaatsen kunnen blijven bestaan. Daarom kijken we nu of we naast gemeentelijk vastgoed ook samenwerkingen met particulier vastgoed kunnen aangaan om creatieve broedplaatsen te stimuleren. Daarvoor hebben we een broedplaatsmakelaar ingeschakeld.

Is deze broedplaatsmakelaar een afgevaardigde van de culturele sector?

Aan de ene kant moet de broedplaatsmakelaar wel degelijk met een voet in de culturele sector staan maar aan de andere kant moet hij of zij ook goed bekend zijn met de vastgoedwereld. We zijn nu aan het werven en in principe op zoek naar een duizendpoot, die ook culturele ontwikkelingen kan ontdekken en een steuntje in de rug kan geven. De inspiratie komt ten dele uit Amsterdam, maar het belangrijkste is dat we het uit de eigen Haagse praktijk laten groeien. We moeten verder gaan kijken en zorgen dat ons vastgoed flexibel blijft. Ook moeten we er voor zorgen dat onze broedplaatsen zelf een eigen locatie kunnen organiseren, en niet als nomaden steeds van locatie naar locatie moet reizen. Het is een logisch vervolg op de opgebouwde ervaringen.

—–

Mededeling van de uitgever: Dit artikel verschijnt in het themanummer over Burgerschap en Maatschappelijk Rendement. Dit nummer werd speciaal samengesteld in aanloop naar de start van de opleiding MBA Cultuur, Erfgoed en Burgerschap. MMNieuws is mediapartner en publiceert over deze top-opleiding. Download de folder hier!

468

Reactie verzenden

Share This