Selecteer een pagina

Web 2.0: hype, hoax of hoop voor de toekomst?

Communicatie, Marketing

De wereld van de kunsten is in beweging. Kunst, theater en nieuwe media ontmoeten elkaar op dit moment op veel verschillende manieren. Dansers bewegen zich tussen schilderijen in een kunstmuseum. Acteurs spelen in het theater samen met hun eigen beeld op video. VJs vertonen hun beeldend werk in discotheken. Er ontstaat een nieuw grensgebied tussen voorstelling en film, tussen performance en tentoonstelling, tussen internetontmoeting en computerspel, en dat alles leidt tot een veelvoud aan interessante en experimentele mengvormen. In de wereld van internet en nieuwe media is daarnaast sprake van een veranderende houding van het publiek. Passieve consumenten ontpoppen zich steeds meer als actieve participanten. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor rol en houding van de traditionele aanbieders van kunst- en vrijetijdsactiviteiten? En welke rol speelt het zogenaamde Web 2.0?

Met de dot com crash van eind jaren negentig leek ook een einde te komen aan de ongebreidelde groei van de toepassingsmogelijkheden van internet en nieuwe media. Gelukkig is er nu Web 2.0. Met Web 2.0 groeien de bomen wederom tot in de digitale hemel. Tenminste dat is wat de experts ons willen doen geloven. Maar wat is Web 2.0 precies, en waarin onderscheidt het zich van het aloude World Wide Web? En welke veranderingen brengt Web 2.0 met zich mee voor de cultuur- en vrijetijdsector?

De term Web 2.0 is gemunt in 2004, als aanduiding voor een serie conferenties over recente ontwikkelingen op en rond het internet. Sindsdien wordt de term steeds vaker gebruikt in internetkringen, ook al verstaat niet iedereen er hetzelfde onder. Veel recent ontwikkelde technologien en diensten, zoals weblogs, wikis, podcasts, RSS feeds en andere zogenaamde social software worden gezien als een onderdeel van, of behorend tot het Web 2.0.
Propagandisten van het Web 2.0 stellen dat het zich fundamenteel onderscheidt van het World Wide Web doordat het niet uitgaat van statische (losse) websites, van het gebruik van zoekmachines en van het surfen van de ene website naar de andere. Het Web 2.0 zou een dynamisch en interactief netwerk zijn, dat delen en (her)verdelen van kennis en informatie mogelijk maakt. In plaats van het internet als een verzameling gesoleerde informatieopslagplaatsen zou het Web 2.0 een werkelijk net van aan elkaar gekoppelde websites vormen, waarop webapplicaties vrij beschikbaar zijn voor gebruikers; een netwerk met open communicatie, decentralisatie van autoriteit en vrijheid van gemeenschappelijk gebruik en hergebruik van informatie, waar content beschikbaar komt die wereldwijd is gelinkt en beter zal zijn gecategoriseerd en georganiseerd dan nu op het web het geval is. Anders dan een gewone website zou een Web 2.0-site zich kenmerken doordat deze werkt als een platform, waar applicaties die normaal gesproken op individuele pcs zijn genstalleerd (zoals tekstverwerkings- en databaseprogrammas, foto- en videoprogrammas) beschikbaar worden gesteld via de webbrowser; waar gebruikers de eigenaar blijven van de data die op die site beschikbaar zijn en waar ze ook daadwerkelijk controle over uit (blijven) oefenen; en waar gebruikers worden aangemoedigd om met hun expertise of kennis bij te dragen aan de inhoud van de site of van de applicatie die op die site beschikbaar is.

Veel van wat op dit moment als behorend tot het Web 2.0 wordt gerekend bestond al voordat de term opdook. Zo bood Amazon.com gebruikers al langer de mogelijkheid om zelf artikelen te schrijven en beschikbaar te stellen op het internet. De vraag is dan ook of Web 2.0 wel een nieuwe versie is van het World Wide Web, of gewoon voortbouwt op dat wat nu de Web 1.0-technologie wordt genoemd.
Web 2.0 wordt inmiddels ook commercieel ingezet als marketingterm, in een poging om nieuwe internettoepassingen te onderscheiden van die van vr de dot com boom.

Toch is duidelijk dat Web 2.0 veel minder te maken heeft met een nieuwe infrastructuur of techniek (al spelen nieuwe programmeertechnieken als Ajax wel degelijk een rol), maar vooral staat voor de sociale interactie die via het web op een slimme, interactieve manier wordt ontsloten en gestimuleerd. Social networking is hierbij dan ook de term die valt. Een andere term die hieraan is gelieerd is collectieve intelligentie. Het idee bij dit alles is dat mensen enerzijds van alles kunnen delen: fotos (Flickr), bookmarks (Del.icio.us), muziek en muziekvoorkeuren (Last.fm) nieuws (Digg.com), kennis (Wikipedia) of hun favoriete blogs (Technorati). Anderzijds betekent het, volgens voorstanders, dat het geheel meer is dan de som der delen. Op basis van hyperlinks van heel veel sites ontstaat een nieuwe, collectieve intelligentie. Het is een methode die inmiddels ook door slimme jonge wetenschappers wordt toegepast.
De chte Web 2.0-sites zijn de sites die het delen van informatie op een intutieve en aantrekkelijke manier mogelijk maken. Een voorbeeld is Wikipedia, de online encyclopedie, die zn content ontleent aan de gebruikers zelf. Wikipedia is een voorbeeld van zogenaamde open source software en wordt wel een radicaal experiment in vertrouwen genoemd. Onderzoek heeft uitgewezen dat Wikipedia niet veel onderdoet voor encyclopedien die worden samengesteld op basis van informatie afkomstig van experts. Daarnaast zijn er sites als del.icio.us en Flickr, die werken volgens het concept dat folksonomy wordt genoemd: een vorm van gemeenschappelijke categorisering van sites op basis van trefwoorden (tags) die gebruikers zelf kiezen. Tagging is gebaseerd op de veelvuldige en overlappende vorm van associatie die het menselijke brein ook gebruikt. Zo kan een Flickr foto van een puppy zowel als puppy en als lief worden gecategoriseerd wat het mogelijk maakt dat gebruikers de foto langs natuurlijke weg kunnen terugvinden.

Blogs
Een van de interessantste ontwikkelingen binnen de wereld van het internet vooruit, laten we zeggen: binnen die van Web 2.0 is de groei van blogging. Een blog of weblog is in feite niet veel meer dan een (soms zeer) persoonlijke homepage, maar dankzij enkele nieuwe technologien, waaronder permalinking en RSS, is een ware blogosfeer ontstaan. De permalink was de eerste en meest succesvolle poging om weblogs onderling te verbinden. Zo werd het mogelijk om gemakkelijk een bericht te zenden naar de site van een ander n daarover te praten. Feitelijk ontstond daarmee pas de mogelijkheid om te chatten en te discussiren, en dus ook om relaties op te bouwen via het web. Met RSS, ook wel aangeduid als Really Simple Syndication, werd het mogelijk om niet alleen naar een website te linken, maar je ook op die website te abonneren en een bericht te ontvangen wanneer er op die site nieuwe informatie te vinden is. Bovendien biedt de RSS techniek een extra mogelijkheid om een webpagina te bekijken dan via een browser. RSS wordt tegenwoordig niet alleen meer gebruikt om te waarschuwen dat er nieuwe blogberichten binnen zijn gekomen, maar ook voor allerlei soorten data updates, zoals voor aandelenkoersen, weerberichten en fotos. Omdat zoekmachines de linkstructuur van het web gebruiken om mede te bepalen wat bruikbare paginas zijn, verschijnen blogs die immers veelvuldig aan elkaar gelinkt zijn vaak bovenaan in zoekresultaten. Daarnaast zorgt de zelfreferentialiteit van de blogosfeer bloggers maken elkaar veelvuldig attent op andere interessante blogs voor nog meer exposure. En omdat bloggers elkaar graag aanvullen of corrigeren kan een dienst als Wikipedia blogging inzetten als een soort van garantie voor de bruikbaarheid van de geboden informatie. De blogosfeer is idealiter te beschrijven als een wereld waar mensen met initiatief en (nieuwe) ideen andere mensen met initiatief en (nieuwe) ideen kunnen ontmoeten, waar vakmensen en experts informatie, kennis en ervaring kunnen uitwisselen en waar innovators en investeerders, kopers en verkopers elkaar (kunnen) ontmoeten.
Internet had al eerder aangetoond dat factoren als plaats en tijd voor het leggen van contact en het uitwisselen van informatie, het aangaan van een relatie of het daadwerkelijk overgaan tot een aan- of verkoop, niet meer een wezenlijk probleem hoefde te vormen. Via blogs is dat nog gemakkelijker geworden. De blogosfeer is inmiddels uitgegroeid tot een platform voor creativiteit en kennisontwikkeling. Blogs zijn voor mensen met inzicht en talent, voor netwerkers en ook voor mensen die gewoon zaken willen doen een interessant podium.

Web-2 principes
Op welke manier kan een culturele instelling of organisatie nu inspelen op de verworvenheden van Web 2.0? Allereerst zouden ze kunnen profiteren van wat user-contributed value of user generated content wordt genoemd: dat gebruikers substantile bijdragen leveren om de algemene waarde van een dienst of product te verbeteren. Daarnaast zouden ze kunnen profiteren van het netwerkeffect: dat voor gebruikers de waarde van het netwerk wezenlijk stijgt met de toevoeging van elke nieuwe gebruiker (een voorbeeld is eBay). Daarbij zou ieder zich moeten realiseren van welke principes Web 2.0-gebruikers uitgaan. Dat zijn decentralisatie: gebruikers hanteren hun eigen spelregels en houden niet van een centrale autoriteit (voorbeeld: BitTorrent); co-creatie: gebruikers dragen bij aan de creatie en levering van de primaire waarde van een service (voorbeeld: Wikipedia); remixability: ervaringen worden gecreerd en afgestemd op de behoeften van de gebruiker door de mogelijkheden van meerdere diensten en organisaties te integreren (voorbeeld: RSS); en tenslotte: emergent systems: gebruikers vinden niet alleen de dienst waardevol, maar ook de algemene opzet die deze dienst krijgt doordat (andere) gebruikers er iets aan toevoegen (voorbeeld: Flickr, del.icio.us).

Diensten als Flickr, Google Maps en Wikipedia waren vr Web 2.0 ondenkbaar. Ze maken op een vernieuwende wijze gebruik van bovenstaande principes om nieuwe waarde te genereren. Doordat traditionele grenzen tussen producent, verkoper en koper vervagen, hebben deze diensten nieuwe waardestromen en daarmee een nieuw soort aanbod doen ontstaan, die een hogere efficiency en een hoger niveau van innovatie mogelijk maken.
De vraag is waar en hoe dergelijke principes het cultuur- en vrijetijdsaanbod gaan raken. Zeker is dat Web 2.0 de traditionele houding van de media en van de aanbieders van culturele en vrijetijdsactiviteiten op de proef zal stellen. Web 2.0 biedt een veelvoud aan participatiemogelijkheden voor het publiek. Cultuurzoekers en vrijetijdsbelevers zullen uit het grotere aanbod dat traditionele en nieuwe distributeurs van cultuur en recreatie hen doen steeds meer hun eigen pakket samenstellen en naar mogelijkheden zoeken om daarvan te genieten op de tijd en het moment dat het hun uitkomt. Het publiek dat bij Web 2.0-diensten gewend is geraakt aan een vorm van meepraten over inhoud en samenstelling van het aanbod van die diensten zal steeds minder geneigd zijn zich te laten vermaken met een aanbod waaraan het zelf part noch deel heeft gehad.
Kunst en cultuur zijn, net als het zakenleven, erbij gebaat te profiteren van de expertise, kennis en creativiteit van hen die zich op dit moment uitleven op het internet of dat nu Web 1.0 of Web 2.0 genoemd moet worden. Alleen die instellingen en organisaties die daadwerkelijk onderzoeken welke mogelijkheden de nieuwe technologie biedt, zullen in staat zijn om zich ook in de toekomst te verzekeren van een publiek.

Auteur: Pieter de Nijs redactie@mmnieuws.nl

468

Reactie verzenden

Share This