Selecteer een pagina

Kiezen en diversifiëren

In gesprek met Melle Daamen

Algemeen, Communicatie, Maatschappij, Open Data

Melle Daamen behoeft geen introductie. Sinds 2001 loopt hij als directeur van de Stadsschouwburg Amsterdam voorop in het denken over publieksparticipatie in de kunsten. Tijdens de BMC Cultuurconferentie sprak Daamen dan ook over zijn ervaringen in het veld. Culturele ondernemingen staan steeds meer onder druk door een combinatie van internationalisering, commercialisering en digitalisering.

Deze trends halen volgens Daamen de huidige verdienmodellen en het romantisch verlichtingsideaal onderuit. De gesubsidieerde kunsten verliezen de aansluiting bij met name jongeren, afgestudeerden en krijgen geen aansluiting bij academisch geschoolde allochtonen. De podiumkunsten redden het nog net als ze inspelen op de sociale aspecten van cultureel uitgaan en festivalisering, maar dat biedt niet voor alle podiumkunstinstellingen soelaas. Daamen betoogde dan ook vooral dat dit model drastisch moet veranderen. Overheden en fondsen sparen de kool en de geit, en dekken zich in door steeds vagere criteria te hanteren als cultureel ondernemerschap en publieksparticipatie. We zijn volgens Daamen in Nederland nu eenmaal sterk in het regelen maar niet in vernieuwend beleid dat echt over talentontwikkeling en kwaliteit gaat. Melle Daamen deelde met het BMC-publiek zijn vier adviezen om de culturele sector toekomstbestendig te maken. MMNieuws stelde daarbij nog enkele vragen.

Canon ter discussie
Door de vergrijzing van het publiek bestaat het gevaar dat de kunsten het contact met andere onderdelen van de samenleving kwijtraken, en daardoor steeds minder draagvlak overhouden. Die trend kan omgedraaid worden door af te stappen van de canon van de twintigste eeuw, en meer te denken in actuele maatschappelijke thema’s. Nieuwe en jonge kunstvormen richten zich al veel meer op het l’art pour l’homme en opereren (veelal noodgedwongen) ondernemender en commerciëler. Zij experimenteren met presentatiefactoren als plaats, tijd en sfeer en inspireren als het om innovatie gaat.

Melle Daamen:

Let wel, toen Het Concertgebouw werd gebouwd stonden er in de zaal tafeltjes en mensen dronken gewoon koffie en thee terwijl dat orkest stond te spelen. Pas in de vorige eeuw zijn al die sterke conventies voor het publiek vastgelegd. Het is de vraag of die conventies voor de uitvoering van klassieke muziek deze eeuw overleven.

Wat is meer jouw core business: Het openstellen van de Stadsschouwburg, of het participerend programmeren zoals in het ‘Podium van de stad’-project van Alex Kühne?
“Alex en ik zijn het volledig eens over de programmering. Wat hij doet is bijzonder. Hij maakt de schouwburg tot een publiek buurthuis waar iedereen met ideeën welkom is, van de fanfare tot dingen die je normaal niet in schouwburgen ziet of hoort. Maar zonder dat het meteen commercieel is. Wij doen het op andere manier en hebben ook iets meer middelen, maar de basisgedachte is hetzelfde: als podium programmeer je niet alleen meer traditioneel theater.”

Het ‘Waarom’ en ‘Wat’
Bij een wezensvraag als ‘waarom?’ hoort volgens Melle Daamen ook de keuze waarin we goed willen zijn. Wanneer de culturele sector er naar streeft om alles voor iedereen te zijn, dreigt middelmatigheid. Internationaal denken is niet voor iedereen weggelegd, en daarom moet er ook gekozen kunnen worden bij het toekennen van subsidies. Het versnipperen van subsidies leidt alleen maar tot meer middelmatigheid. Daamen wil ook keuzes maken bij de toestroom van het kunstvakonderwijs. Elitair gedrag hoeft niet te betekenen dat de sector draagvlak misloopt.

Daamen: “Het gaat er om dat je meer geld en middelen beschikbaar stelt voor datgene wat je goed en belangrijk vindt. En dat je minder wil doen! Ik heb in een artikel in het NRC Handelsblad een inmiddels gehaat voorbeeld gegeven. Ik noemde klassiek ballet als een kostbare kunstvorm, met deels een museale functie en een hoge mate van vakmanschap. In Parijs, Amsterdam en Sint-Petersburg wordt die kunst op het hoogste niveau beoefend. Maar op langere termijn ontkom je niet aan de vraag of dat vakmanschap, het instituut en de industrie die daarbij hoort, wel te handhaven is. Als men ervoor kiest om er toch in te investeren, loont het zich om te gaan praten met Parijs over samenwerking of overname. De middelen zijn beperkt en als overheid en samenleving moet je keuzes maken.

Concertgebouw-Amsterdam-Nederland-omstreeks-1900-1920-646x350Je moet mijns inziens experimenteren met nieuwe presentatievormen. De conventies die we in de vorige eeuw hebben bedacht, zijn wellicht aan vervanging toe. Let wel, toen Het Concertgebouw werd gebouwd, stonden er in de zaal tafeltjes en mensen dronken gewoon koffie en thee terwijl dat orkest stond te spelen. Pas in de vorige eeuw zijn al die sterke conventies van zitten, stilzijn, pas op het juiste moment klappen, e.d. vastgelegd.

Een ander voorbeeld: ik zie steeds meer telefoons oplichten in de zaal. Dat mag niet maar gebeurd in toenemende mate. De vraag is of je mensen nog wel lange tijd geconcentreerd en doodstil in een zaal kunt houden. Waar ik veel van geleerd heb, is de voorstelling Mount Olympus van Jan Fabre, een 24-uur-durende dansvoorstelling, die vlak na de première in Berlijn bij de Stadsschouwburg opgevoerd werd. Het is natuurlijk niet vol te houden om 24 uur in een zaal zitten. Mensen vonden het leuk om tussendoor te eten, zoals dat ook bij de tien uur durende voorstelling van Borgen gebeurde. Sommige mensen die in de zaal bleven, gingen liggen of vielen in slaap. We hadden een tweede zaal met soep, broodjes en een live projectie, waar redelijk geconcentreerd naar gekeken werd. Tegelijkertijd werd er druk gepraat. Cruciaal is dat er tien meter verderop een live performance is en dat dat iets bijdraagt aan de beleving van de projectie. Juist in de combinaties moeten we manieren vinden om nieuwe media te gebruiken.”

Vertraag en verhef
Iedereen doet hetzelfde en is oppervlakkig, inwisselbaar en vrijblijvend. Kunst vernieuwd, maar overheden moeten volgens Daamen juist vertragen in hun beleid, eerder dan meegaan in alle hypes van het moment. In deze vertraging en in de behoefte aan een gidsfunctie kunnen we nieuw elan krijgen waarbij ze het belang van een ‘verheffende’ programmering niet moeten onderschatten.

Hoe maak je dan die stap naar grote maatschappelijke thema’s? 
”We zoeken samenwerking met allerlei maatschappelijke organisaties. Toen de vluchtelingenstroom vanuit Syrië op gang kwam, hebben we meteen een 24-uur-durende manifestatie en denksessie georganiseerd met Wiebe Draaijer, McKinsey en Vluchtelingenwerk Nederland. Het was een initiatief van particulieren, waaronder Carolien Gehrels. We werken samen met Bits of Freedom, die zich bezig houden met privacy bescherming in nieuwe media, en hosten de Big Brother Awards, waar Edward Snowden een interview heeft gegeven, vanuit zijn ballingschap.

Dit valt onder ons programma Expanding Theatre wat slechts 10% van ons aanbod beslaat en relatief veel publiek trekt. We halen de actualiteit en de maatschappij in huis. Natuurlijk lijken de thema’s op wat er in debatcentrum als De Balie wordt geprogrammeerd. Maar de opzet van Expanding Theatre is anders dan de Balie. Onze randvoorwaarde is dat we een grote zaal opzet kiezen, waarbij de Balie twee tot driemaal uitverkocht zou worden. Informelere programmering met vaak een feestje na afloop. Expanding is een van onze nieuwe programmeringscategoriën, naast het toneel en dans dat we altijd al op de programmering hadden staan.

Het is geen trucje om mensen via Expanding Theatre naar de schouwburg te krijgen. Het werkt goed, maar het heeft tijd en aandacht gevraagd.”

Burgerparticipatie
Net als bij de Deventer Schouwburg pleit Daamen voor experimenten met het betrekken van de burgers bij de keuzes die je als schouwburg maakt. Hij verwijst naar het systeem van jurering zoals David van Reijbrouck voorstelt in zijn in 2013 verschenen pamflet Tegen Verkiezingen. Van Reijbroucks antwoord op wat hij noemt het ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’ is het in ere herstellen van loting en jurering om onze machteloos geworden democratie weer pit en vaart te geven en de burgers opnieuw te betrekken bij wat hen allen aangaat. Verantwoordelijkheid en eigenaarschap voor de programmering in de Stadsschouwburg hoort daar ook bij. Dit zal tot draagvlak leiden wat tot nieuwe kansen en mogelijkheden zal leiden.

Hoe ontwikkel je die band met het publiek verder? Zet je daarbij in op het ontwikkelen van burgerschap en verantwoordelijkheid?
“Meerdere wegen zijn mogelijk. Wij kiezen als relatief goed bedeelde schouwburg in een stad met een relatief geïnteresseerd publiek voor programmering op basis van wat wij goed vinden. Dat is (bijna 95% van) het gesubsidieerde aanbod. We maken keuzes en we produceren zelf, ook op internationaal vlak om het Nederlandse toneel in internationale context te kunnen presenteren. In zekere zin is dat top-down, maar je houdt wel rekening met de vraag: We zijn een grote zaal-theater, dat stelt eisen aan programmering en publiek. Als het niet werkt, moet je consequent zijn. Wij zijn een grote zaal, en moeten minimaal 300 stoelen verkopen.”

Events in Stadsschouwburg Amsterdam

Events in Stadsschouwburg Amsterdam

Daamen heeft in Amsterdam veel bereikt. De programmering is wat hij noemt talk of the town. De theaterzalen zijn vernieuwd en het gebouw is geopend naar de stad. Toneelgroep Amsterdam schittert en de Stadsschouwburg Amsterdam trekt een groter en jonger publiek. Het theater is als stadsfoyer meer een sociale belevenis geworden en is als culturele ontmoetingsplek onderscheidend voor de vaste bezoekers én voor nieuwe groepen. Aan die transformatie lag een simpele opmerking van een stagiaire ten grondslag: in het bijzijn van Daamen beschreef deze de Stadsschouwburg als ‘dat gebouw tegenover de Apple-store’. Reden voor Daamen om het profiel van de schouwburg te verhogen onder een jong publiek.

Heb je bij het verlagen van de drempel ook aanpassingen aan het gebouw gedaan?
“Het gebouw was bij mijn komst de hele dag gesloten, alleen tussen 20 uur en einde voorstelling mocht het publiek even het gebouw betreden. Er was verder niets te beleven. We zijn nu bijna 24/7 open, de voorkant en entree is een ontmoetingsplek, met een cafe-restaurant. Niet omdat horeca doel is, maar middel om een ‘culturele hangplek’ te worden. Ontmoeting is één van de doelstellingen van de schouwburg en daardoor zijn we nu overdag ook open. Ik zie schouwburgen en theaters zich ontwikkelen tot plekken waar nagedacht wordt. En dat nadenken is voor een deel ook een doelstelling, omdat ik denk dat de samenleving er uiteindelijk beter van wordt als we meer met elkaar praten.

Wellicht dat we jongeren ook kunnen trekken om in de schouwburg te werken met wifi. Iedereen is welkom, maar in de praktijk komen vooral de hoger opgeleiden. Als je realistisch bent, zal de eerste generatie allochtoon of de laagopgeleide autochtoon zich niet vermaken in de schouwburg en dan is het de vraag of je daar energie in moet stoppen. Hoogopgeleiden in Amsterdam – en dat zijn er nogal wat – hebben we nog lang niet allemaal in huis. En de hoogopgeleide nieuwe Nederlanders bereiken we onvoldoende. Daar zie ik zeker een taak voor de toekomst.”

BIO: Melle Daamen was voorheen onder meer directeur van de Mondriaan Stichting, en was tot medio 2015 lid van de Raad voor Cultuur. Zijn publicaties over de relatie tussen het publiek en de kunst doen geregeld veel stop opwaaien. Hij is sinds 2001 directeur van de Stadsschouwburg Amsterdam, maar wordt per september algemeen directeur van Theater Rotterdam.

BMC logo[UITGEVER:] Dit artikel is onderdeel van de Special Edition voor de BMC CultuurConferentie 2016 over Participatie en Community building.

468

Reactie verzenden

Share This