Selecteer een pagina

De tucht van de markt

Oneerlijke concurrentie cultuureducatieproducenten

Algemeen, Beleid, Cultuureducatie, Opinie, Politiek

Voor kleinere culturele instellingen en kunstenaars is de markt voor kunst- en cultuureducatie lastig te betreden. De markt is versnipperd en er zijn grote verschillen in de manier waarop deze lokaal en regionaal is georganiseerd. Dat komt ten dele omdat men zichzelf slecht organiseert en omdat de politiek door tegenstrijdige maatregelen de markt verstoort. Bestaat die markt wel en houdt diezelfde overheid niet tegelijkertijd een systeem in de lucht waarbinnen er geen vrije markt is? En maakt dit hele systeem deze sector niet onnodig kwetsbaar?

De subsidieverordeningen stellen als eis dat men naast de reguliere activiteiten ook kunsteducatie verzorgt. Het budget en de formatie is vaak te klein om daarvoor een aparte medewerker aan te stellen en daarom is het voor deze instellingen moeilijk om een goed educatief programma op te bouwen. Budgetten lopen terug waardoor deze functies moeten vervallen en men vaak dit soort taken door stagiaires of vrijwilligers laat invullen. De continuïteit komt zo nogal eens in het gedrang. Om een dergelijk programma goed te verzorgen heeft men specialistische kennis nodig. Voor veel kunstenaars is educatie ook deel van de beroepspraktijk. Door naast de kunstpraktijk workshops te geven kan men in zijn onderhoud voorzien. Sinds een aantal jaren stimuleert de overheid de zelfstandigheid van kunstenaars en kunstinstellingen door ze breder te scholen en weerbaarder te maken. Daarvoor zijn veel kunstenaars opgeleid als beroepskunstenaars in de klas (BIKkers) en werden er programma’s opgestart om de instellingen professionaliseren. Dit proces is al jaren geleden ingezet. Ook vóór het aantreden van kabinet-Rutte I, al is die berucht om de beleidswijziging dat kunst en cultuur zoveel mogelijk de eigen broek moet ophouden. De tucht van de markt moest de plaats innemen van het tot dan toe gevoerde subsidiebeleid. De politiek heeft een financiële klem gezet en deze stevig aangedraaid.

Om een goed en divers aanbod te kunnen bieden is het noodzakelijk dat culturele instellingen en kunstenaars een regionaal afzetgebied kunnen bedienen. Om continuïteit te kunnen borgen is het van belang dat hun aanbod met regelmaat kan worden afgenomen en daarom heeft men een breed afzet gebied nodig. Ook een kunstenaar zoekt naar een bepaalde mate van zekerheid. Zo kan deze betrokken blijven en is het mogelijk om inhoudelijke eisen te stellen. Als een activiteit of workshop te sporadisch plaats vindt dan gaat dat ten koste van de kwaliteit en verdwijnt. Dat kun je de tucht van de markt noemen, maar ook op een vrije markt moeten er voldoende mogelijkheden liggen.

Gemeentelijke inmenging
Regionaal is het primair onderwijs een belangrijke afnemer van educatieve producten. Veel gemeentes sturen het aanbod voor het primair onderwijs via subsidieregelingen. Daaraan stellen ze voorwaarden om te borgen dat het geld juist besteed wordt. Ze willen dat er programma’s professioneel worden aangeboden én dat daarmee de kwaliteit gewaarborgd is. Gemeentes laten programma’s vaak door gemeentelijke of provinciale instellingen coördineren, waarbij de uitvoering uiteenloopt van een kunstmenu waarbij het menu vrijwel vaststaat tot een open aanbod dat via een website wordt aangeboden. Kunstmenu wordt op andere plaatsen ook Kunstcaravaan of Cultuurmenu genoemd. Er circuleren ongetwijfeld veel creatievere termen, maar in essentie volgen ze ongeveer dezelfde werkwijze.

De voorwaarden om binnen deze kunstmenu’s of regelingen opgenomen te worden kunnen nogal uiteen lopen. Een culturele instelling of kunstenaar kan buiten zijn eigen gemeentegrens zo maar buiten het aanbod worden gelaten, waardoor voor deze instelling de toegang tot dit deel van de markt niet mogelijk is. De keuzes waar gemeentes vaak op sturen kunnen onbedoeld protectionistisch uitwerken en het is de vraag of dat niet in strijd is met wettelijke bepalingen die vrij verkeer van diensten en goederen regelen. ‘Koopt plaatselijke waar dan helpen wij elkaar.’

Daarbij komt dat de organiserende en coördinerende instelling vaak zelf ook een belangrijke aanbieder van educatieve producten is. Door de aan de andere kant terugtredende overheid zitten ze vaak te ruim in hun jas en hebben ze er belang bij om zoveel mogelijk activiteiten af te zetten. Daarmee beconcurreren ze de andere instellingen en kunstenaars terwijl ze zelf aan de knoppen kunnen draaien.

De politiek stelt voorwaarden die de ‘tucht van de markt’ verstoren. Subsidieregelingen stellen eisen aan professionaliteit, kwaliteit van de programma’s en de evaluatie. Het komt voor dat een programma in de ene regio al jaren draait en uitgevoerd wordt, toch door een keurings- en evaluatieproces moet om in een aanliggende regio in een kunstmenu te worden opgenomen. Zo ontstaat een enorme werkdruk bij kunstenaars, freelancers en vrijwilligers die het eenvoudigweg de tijd ontbreekt om op al deze eisen in te gaan. Dat levert in het dagelijkse praktijk nogal wat frustraties op. Er ontstaat een circus van overleg, voorbereiding en toetsing. En zo gebeuren er in het proces nogal wat ongelukken waarbij later vastgesteld wordt, daarbij citeer ik uit eigen aantekeningen: ‘Volgend jaar zullen we dit beter organiseren’, ‘Wij zullen zorgen dat jullie beter zichtbaar zijn’, ‘Daar kunnen we voor dit jaar niets meer aan doen’, ’Wat gek dat jullie niet goed zichtbaar zijn’, ‘Wij nemen niet al jullie aanbod op’. Al deze constateringen kunnen voor de kunstenaar en culturele instelling betekenen dat er schommelingen in de omzet plaats vinden van meer dan vijftig procent.

Het kan nog gekker. Zo stond een culturele instelling met stand, flyers en medewerker op een aanbodmarkt tussen tientallen andere aanbieders. Heeft daar veel gesprekken en gaat hoopvol gestemd naar huis. Een maand later valt de brochure op de mat waaruit de scholen keuzes moeten maken en kan naar lang heen en weer bladeren zichzelf niet terugvinden. In geen enkel menu of programma was men opgenomen. Niet zichtbaar zijn betekende geen belangstelling, geen boeking en geen omzet. Het laat zich raden wat voor frustraties dit opleverde. Collega’s boden schrale troost en herkenden deze werkwijze.

Nieuwe werkwijze
De markt van cultuur en kunsteducatie moet veel opener, waarbij de marktmeester niet gelijktijdig de grootste aanbieder en scheidsrechter is. Regelingen die in financieel ruimere tijden zijn ingericht kun je niet alleen saneren door te korten op het budget. Ze zullen ook procedureel moeten worden aangepast en ingericht om de uitwassen te beteugelen. Natuurlijk moet men eisen stellen aan de professionaliteit de kwaliteit van de programma’s en de evaluatie. Bedenk daarbij dat kwaliteitseisen prima in de markt getoetst kunnen worden. Als een school niet tevreden is dan kan dat voor iedereen duidelijk kenbaar worden gemaakt. Ook dan vindt er correctie plaats. Het primair onderwijs is afgelopen tien jaar veel beter ingericht en opgeleid voor de taak. Er zijn veel icc-ers, interne cultuur coördinatoren, opgeleid die heel goed in staat zijn om de kwaliteit van programma’s te toetsen en te evalueren. Bij conflicten en verschil van mening moet er een duidelijke procedure zijn waar de klachten besproken kunnen worden, zonder dat de klager het gevoel krijgt dat deze in zijn eigen vlees snijdt. Er is nu geen onafhankelijk loket. In een volwassen markt wordt die klager gezien als kans waarmee procedures en producten kunnen worden verbeterd. Ook de kleine culturele instellingen en kunstenaars hebben de taak om met een professionele blik naar de eigen organisatie te kijken. Waarom moet elke instelling een educatief medewerker hebben of het aan stagiaires en vrijwilliger over laten, terwijl men zich veel breder kan laten adviseren en begeleiden?

Ga op educatief niveau veel meer samenwerken, deel de medewerker en de functie of haal de expertise van buiten. Ga niet alleen voor de vorm met elkaar vergaderen of hippe projecten bedenken, maar richt je organisatie op een eenvoudige manier in. Een grafische vormgever neemt men ook niet in dienst. Dat is een veel te specialistische taak. Vraag je af of dat specialisme echt in huis moet zijn of extern kan worden binnen gehaald. Kijk goed naar wat eigenlijk de specifieke taken zijn die van een educator worden verwacht.

Het zijn de meest eenvoudige producten als rondleidingen, speurtochten en de goedkopere workshops die de meeste omzet genereren. Die kun je jaar na jaar herhalen. Ze worden veel vaker afgenomen dan de speciale projecten. Herhalen van routines en procedures, bijslijpen en verbeteren zijn ook in onderwijs noodzakelijk. Nieuwe producten zijn nooit in één keer af. Als het boekingsproces, de personele infrastructuur en de inhoudelijk basis goed verzorgd zijn kan de educatie veel beter floreren. Moet het aannemen van de telefoon, de verwerking van een boeking en de praktische planning een taak van een gespecialiseerd educator te zijn?

Laat je niet verblinden door de vaktijdschriften, blogs en websites. Ik ben ook onder de indruk van prachtige educatieve producten en projecten die daar worden besproken. De hippe technologische initiatieven ontplooit door gedreven jonge en goed geschoolde educatiemedewerkers. In de praktijk zijn dat niet de programma’s die heel hard lopen. Zorg eerder voor samenwerking of koop expertise van buiten in; voor een goed werkende basis van goedlopende en beproefde educatieve producten. Verzorg je netwerk en optimaliseer het primaire proces en zorg dat kunstenaars en je workshopdocenten regelmatig werk hebben. Wees kritisch op de politiek, de uitwassen en de voorwaarden. En bovenal: wees realistisch en hoed je voor de tucht van de markt!

Auteur: Marcel van Kerkvoorde, is adviseur en educator.

468

Reactie verzenden

Share This