Selecteer een pagina

De chief creative officers van de 21e eeuw

Algemeen

Voettocht door het landschap van de creatieve industrie.

Bezoekerscentrum
In het bezoekerscentrum van het park Creatieve Industrie is het een gezellige drukte. Je hoopt dat je met voldoende informatie je reis kan beginnen, maar door de – wat het lijkt – chaotische werkwijzen van de medewerkers weet je dit nooit zeker en vrees je soms het ergste. We worden ontvangen door het Hoofd Communicatie die ons direct al streng toespreekt en er niet aan denkt ons koffie aan te bieden. De Creatieve Industrie is een puur containerbegrip waarmee iedereen zijn voordeel denkt te halen. De cultuurambtenaren die zo hun werkterrein proberen uit te breiden, de adviseurs die nieuwe markten ruiken en het bedrijfsleven dat voor een dubbeltje op de eerste innovatierang hoopt te zitten. Maar vergeet niet: veel onderzoek verhult de zwakte in aanpak en definiring. Er zit een hoop humbug tussen. Met dit park hopen we wat meer kwaliteit te bewerkstelligen. Het bezoekerscentrum wil op een kritische manier belangstelling wekken voor de uitdagende en interessante aspecten van de Creatieve Industrie door middel van games, videos en interactieve gesprekken met de medewerkers.
Zo die zit. We knikken begrijpend wat hij op zijn beurt uitlegt als instemmend en wat direct tot resultaat leidt: we krijgen koffie en nog niet eens gezet in zon designproduct als de Senseo.
Waar komen jullie voor? Je kunt naar onze docucorner waar we alles hebben van Florida met zijn creatieve klassen, of naar de Rutten-kuil met een total mapping van alle creatieve sectoren? Misschien iets over het Innovatieplatform van het kabinet Balkenende? Weet je dat dit platform de Creatieve Industrie tot n van de sleutelgebieden heeft uitgekozen?!
Natuurlijk weten we dat, n van ons (AT) heeft immers als projectonderzoeker meegeholpen aan de totstandkoming van het advies dat het platform heeft uitgebracht. Oh, dan weten jullie ook dat de ministeries van OCW en EZ voor het eerst in hun bestaan in 2005 een gezamenlijke beleidsbrief Cultuur en Economie hebben uitgebracht. Voor 15 augustus 2006 konden vanuit het veld voorstellen bij deze ministeries worden ingediend voor het verkrijgen van een bescheiden subsidie uit een totaal van ruim 15 miljoen euro. Het zag er die dagen voor de 15e zwart van de beleidsmakers en consultants in ons centrum. Iedereen probeerde het ABC van de Creatieve Industrie onder de knie te krijgen.
We vertellen onze gesprekspartner dat we op zoek zijn naar de diepere lagen in het verhaal van de Creatieve Industrie. Dat we op dit moment even genoeg hebben van het Floridaans turven van creatievelingen in een bepaalde stad om vervolgens te constateren dat de betreffende gemeente de meest creatieve plek is in Nederland (zie ranglijst van Marlet en Van Woerkens, 2004). Dat we de mapping van subsectoren la Rutten heel zinvol vinden (Rutten, 2005) maar dat we nu zelf benieuwd zijn naar de achterliggende kwesties rond de creatieve economie.
Ah, u bent op zoek naar de wereld achter de cijfers en feiten, u zoekt de kern! Dat komt goed uit want mijn innovatiecollega is net terug van een reis uit Finland. Ze vond het daar fantastisch. Weet je dat Finland volgens Florida en Tinagli (2004) bekend staat om zijn meest innovatieve en ondernemende creatieve sector?
Onze gastheer piept zijn collega op en al snel raken we in de ban van haar enthousiasme. Dit keer geen communicatiefunctionaris, maar een vormgeefster die parttime werkt in het centrum. Weet je wat mij zo opvalt in Finland? vraagt ze, in de hoop dat we het werkelijk niet weten. Pech voor haar, maar we hebben zelf ook wat bescheiden contacten in Finland vanwege regelmatig bezoek aan seminars in Helsinki. Maar ze wacht onze reactie niet af en geeft zelf het antwoord: Hun drive om samen te werken, niet vasthouden aan schotten tussen de verschillende traditionele disciplines, maar werkelijk interdisciplinair aan de slag te gaan. En: investeren in vernieuwingen samen met het bedrijfsleven.
We besluiten om een selectie te maken langs de verschillende vaste plekken. We kiezen voor de volgende sites: een verdere verkenning van de creatieve economie (2), een sight seeing van de creatieve industrie (3) en van de creatieve steden (4) om daarna in het SlowFood tentje bij de ingang te reflecteren op de toekomst (5).

Het Meer van de Creatieve Economie
We komen met onze gastvrouw tot het inzicht dat het handzaam is om het volgende onderscheid te maken:
Creatieve economie: de economische en maatschappelijke dynamiek wordt steeds meer bepaald door de factor creativiteit en minder door de traditionele factoren grondstoffen, kapitaal en arbeid (vgl. Toffler, 1980; Csikszenmihalyi, 1999; Florida, 2004). Deze creatieve economie is deel van de meer algemene informatie-economie als opvolger van de industrile economie met het accent op massaproductie en -marketing.
Creatieve industrie: individueel (en artistiek) georinteerde creativiteit binnen de keten creatie, productie, distributie en beleving van symbolische goederen, toegespitst op de subsectoren: 1. kunst en cultuur, 2. media en entertainment, 3. culturele dienstverlening/design, architectuur, reclame. (vrij naar: Innovatieplatform, 2005)
Creatieve klassen: groepen mensen die een creatief beroep uitoefenen en een uitstraling hebben naar hun omgeving (vgl. Florida, 2002)
Cultureel midden- en kleinbedrijf (MKB): de verzameling van creatieve bedrijven en instellingen (HKU, 2005)
Cultureel ondernemer: persoon of instelling die op een ondernemende manier een creatief bedrijf of instituut leidt (Hagoort, 1992, 2000).
Het park besteedt met name aandacht aan de creatieve industrie zelf en creatieve klassen en minder aan de elementen cultureel MKB en cultureel ondernemerschap. We vragen haar hoe het komt dat deze voor ons belangrijke elementen enigszins onderbelicht blijven. Ze geeft het volgende antwoord: Creatieve industrie en Creatieve klassen zijn een hype. Ze klinken simpel en zijn door een plaatselijke cultuurwethouder snel te begrijpen en uit te leggen. Zon politieke bestuurder krijgt argumenten aangeleverd om creativiteit als motor voor de economie van nieuwe subsidies te voorzien (Nijs, 2006). Cultuur is dan geen uitgavenpost, maar een publieke investering waar iets economisch tegenover staat. Ondernemerschap daarentegen is een moeilijker uit te leggen begrip omdat de politicus dan verzeild raakt in een debat over de spanning tussen artistieke en commercile waarden.
(Hagoort, 2006).
We komen inmiddels aan bij het Meer van de Creatieve Economie. Onze gastvrouw merkt op dat we het begrip culturele sector nog in het geheel niet hebben genoemd. In het park gaan ze namelijk uit van een transformatie van de culturele sector (met kunstsubsidies en smaakmeesters) naar een creatieve industrie in het perspectief van de nieuwe creatieve economie. Ze wijst op een tableau waar deze transformatie inzichtelijk gemaakt is:

Bij verschillende onderdelen kunnen we indenken dat het verschil tussen de twee rijtjes helder is (overheid en bureaucratie versus overheid, markt en cultureel ondernemerschap) en ook de aanduiding gesubsidieerd versus de creatieve keten is duidelijk. Andere verschillen verlangen wellicht enige toelichting. Onze gastvrouw legt het zo uit: Het kunstonderwijs wordt binnen de culturele sector uitsluitend gezien als mono-disciplinair kunstvakonderwijs, daar waar kunstenaars, vormgevers en kunstdocenten in de hoogste graad worden opgeleid binnen een afzonderlijke kunstdiscipline. Binnen de keten van de creatieve industrie gaat het ook om beroepen op bijvoorbeeld MBO-niveau, die een bijdrage leveren aan creatieve bedrijfsactiviteiten in interdisciplinair verband, zoals theatertechniek, grafische vormgeving en jeugdcultuur (Boonzaijer, 2001; De Bussy, 2004). Wat we verder niet over het hoofd moeten zien is dat de culturele markt echt een glocal market is. Je bent in de eerste plaats actief in je eigen stad of regio, maar de verbindingen zijn mede met behulp van internet wereldwijd. Deze glocaliteit in combinatie met technologie en creativiteit is een van de meest uitdagende aspecten van de creatieve industrie. Dit heeft ook gevolgen voor het onderzoek. Onderzoek is een zeer onderontwikkeld fenomeen binnen de culturele sector. Veel aandacht gaat uit naar het overheidsbeleid, naar doelgroepenbeleid en naar mapping (waar zit wat?). Veel minder aandacht is er bij de financiers voor onderzoek naar netwerken, interdisciplinaire onderzoeksmethoden, nieuwe expressievormen die door toedoen van technologie aan het ontstaan zijn, nieuwe combinaties als kunst en nanotechnologie en kunst en biotechnologie. Vandaar dat wij aangegeven hebben dat binnen de creatieve industrie veel aandacht zal bestaan voor onderzoek, tenminste als we ons kunnen bevrijden van de knellende banden van het huidig onderzoeksklimaat.
Het is jullie wellicht ook opgevallen dat binnen de kaders van cultuurbeleid de stem van kunstenaars en vormgevers als cultureel ondernemers nauwelijks wordt gehoord.
In feite spelen zij binnen de culturele sector een marginale rol als het gaat het benvloeden van een beleidsrichting of beleidsstrategie. Kunstenaars en vormgevers doen hun ding en daarmee basta. Nu zien we dat zich binnen de context van een creatieve industrie een verandering aandient. Kunstenaars en vormgevers zijn bij uitstek de dragers van creativiteit en dat zal tot uiting komen in hun maatschappelijke positie. En dan hebben we het niet alleen over de huidige iconen Paul Verhoeven (film), Rem Koolhaas (architectuur), Droog Design (ontwerp), Victor en Rolf (mode), Dick Bruna (grafische vormgeving), en de onlangs overleden Karel Appel (schilder). Tenslotte zien we in de laatste regels van het overzicht een herpositionering van de actoren. Binnen het oude cultuurbeleid zijn raden, commissies en fondsen erg dominant. Wij denken dat hun invloed geringer wordt ten voordele van netwerken waarin artistieke en cultureel ondernemers domineren. Vanuit deze dominantie ontstaan nieuwe financieringswijzen en regelingen, kortom nieuw beleid. Temeer daar nieuwe coalities ontstaan tussen kunstenaars en het bedrijfsleven die door toedoen van ICT plaatselijk n mondiaal kunnen zijn. Zo kun je bijvoorbeeld denken aan n landelijke bank of nationaal innovatiefonds voor de creatieve industrie waarvan ook de huidige cultuursubsidies deel uit maken.
We zien inderdaad een duidelijke rol voor het bedrijfsleven, merken we op, niet als financier op afstand, maar als strategische partners binnen het spel van cultuur en economie waarbij vooral het bedrijfsleven de investeringen voor zijn rekening neemt. Natuurlijk onder de voorwaarde dat de kunstenaar of vormgever goed begeleid wordt in het opbouwen van het vertrouwen dat kunst en vormgeving goede investeringsprojecten zijn.
Onze gastvrouw beaamt dat dat thema nog de nodige hoofdbrekens kost. Veel onderzoeken en beleidsdocumenten doen juichend over de relatie sponsor en gesponsorde, maar wij kijken ook naar het daadwerkelijke gedrag van het bedrijfsleven. Er zitten hele dikke vissen in het Meer van de Creatieve Economie maar voorlopig lijken ze letterlijk de kat uit de boom te kijken.
We vertellen van onze ervaring dat het vooral moet gaan om het verleiden van bedrijven en dat zo concreet mogelijk de vraag beantwoord moet worden wat voor voordeel bedrijven kunnen hebben bij het inschakelen van cultureel ondernemers, niet alleen ten behoeve van product- en procesinnovatie, maar ook voor het realiseren van een inspirerend en creatief bedrijfsklimaat en het voor het voetlicht brengen van de zogenaamde beleveniseconomie waar de economische transacties in de ban zijn van een authentieke theaterverhaal (Pine II en Gilmore, 1999; Jensen, 1999; Thomassen, 2005).
Hoe diep is het meer, willen we weten. Onze gastvrouw moet het antwoord schuldig blijven. Het gaat om een meer dat op natuurlijke wijze is ontstaan, dat gevoed wordt door zowel een rivier als eigen bronnen. Op sommige plaatsen kun je de bodem van het meer zien en is er nauwelijks diepgang denk aan de oppervlakkige cultuursponsoring zonder dat een partnership ontstaat. Op andere plaatsen is het vanwege de eigen bronnen van creativiteit zo diep dat het zelfs gevaarlijk is om er te zwemmen.

De Wilde Tuin van de Creatieve Industrie
We komen inmiddels aan bij de Wilde Tuin van de Creatieve Industrie. Het blijft een tuin, dus deels aangelegd en verzorgd, maar er zijn ook hele delen waar de creatieve kracht huishoudt en waar een wildernis is ontstaan. Om het overzichtelijk te houden sommen we eerst enkele cijfers op (bron: Innovatieplatform 2005).
De Creatieve Industrie telt 218.313 banen (enge definitie, dus exclusief kennisintensieve instellingen), ofwel 2.3 procent van het totaal. Het aandeel in de werkgelegenheid neemt snel toe, namelijk met ruim 5 procent in de periode 1996-2002. Landelijk bedroeg dat percentage 3 procent.
Voor een aantal subsectoren of clusters zijn concrete cijfers (2004) te noemen:
vormgeving, aantal banen: 5.608, met accenten in Delft (industrieel ontwerpen), Eindhoven (productontwikkeling), Utrecht (webdesign, games, plus een al vier jaar bestaande games-opleiding bij de HKU) en Amsterdam (communicatievormgeving).
modeontwerp, aantal banen: 2.500, concentraties in Amsterdam en Arnhem)
architectuur, aantal banen: 40.212 (groei 12 procent over 1996-2004), concentraties in Rotterdam en Delft.
multimedia en AV-entertainment, aantal banen: 60.449 (groeicijfers van 7 tot bijna 80 procent), concentraties in Hilversum, Rotterdam en enkele toonaangevende festivals (Rotterdam, Utrecht, Amsterdam)

Onderzoek heeft uitgewezen dat creatieve clusters nog geen aantoonbare bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de algemene werkgelegenheid. Uitzondering is hier de regio Amsterdam waar de algemene werkgelegenheid op een positieve manier invloed ondervindt van de creatieve industrie (Marlet en Poort, 2005). In andere steden zou deze invloed niet merkbaar zijn en staat de creatieve sector op zichzelf. Wel laat onderzoek zien dat een creatieve sector als zodanig bijdraagt tot een positief vestigingsklimaat voor bedrijven en instellingen.

Amsterdam, als belangrijkste kern van de creatieve industrie, kent de volgende cijfers (Rutten cs., 2004).

subsectoren banen bedrijven
Kunst en cultuur 9.200 2.219
Media en entertainment 12.800 2.868
Creatieve dienstverlening 10.600 3.170

Gemiddeld werken er 3.9 personen in n Amsterdams creatief bedrijf.
Het gaat hier om 32.000 banen, ofwel 6.9 procent van het totaal.
Binnen de creatieve industrie bestaat er ook in toenemende mate aandacht voor regionale verbindingen. Ook hierin speelt Amsterdam een hoofdrol, samen met Hilversum. Deze regio neemt namelijk een kwart van alle banen in de creatieve industrie voor haar rekening.
In de regio Eindhoven is in 2003 een onderzoek afgerond naar creatieve bedrijvigheid. In dit onderzoek is de software- en automatiseringsbedrijvigheid meegeteld. In totaal komt men uit op 8.500 bedrijven waar 30.000 mensen werk vinden. Dit is 8 procent van de totale werkgelegenheid. Interessant is dat het onderzoek ook het aantal vrijwilligers heeft geteld, nl. 7.000. De omzet komt uit op 1.2 miljard euro (3 procent van de totale omzet in de regio).
Ook voor de stad Utrecht zijn concrete cijfers voor handen (Van Aalst, 2005 , Van Thiel, 2006). Van het totale MKB behoort 20% tot de creatieve industrie. Het gaat om ruim 10.000 banen en bijna 2.500 bedrijven (2005). Deze cijfers staan voor respectievelijk ruim 5 en 15 procent van het totaal.
Wat de onderverdeling van de creatieve bedrijven betreft, gaat het om:
27 procent kunst en cultuur,
26 procent media en entertainment en
47 procent culturele dienstverlening.

Tachtig procent van de ondernemingen bestaat uit 1 tot en met 3 werkers.
De stad Utrecht telt in vergelijking met andere Nederlandse steden ook de meest creatieven onder haar bevolking: maar liefst 33 % (Marlet en Van Woerkens, 2004). Bij dit onderzoek is in hoofdlijn de benadering van de eerder genoemde Florida gevolgd.

Bij dit deel van de tuin aangekomen wordt de aanpak van deze Florida duidelijk gemaakt. Diens concept bestaat uit het onderling versterken van de drie Ts: Tolerantie, Technologie en Talent. Deze drie peilers geven volgens Florida creativiteit betekenis en zorgen voor een aantrekkelijk klimaat en economische welvaart. Er is ook kritiek op Florida: zijn beweerde causaliteit tussen de aanwezigheid van creatieve klassen en economische groei laat zich namelijk moeilijk empirisch testen. Vooralsnog moeten we het doen met een concept dat in ieder geval tot de verbeelding spreekt .

De Vallei der Creatieve Steden
Al gauw komen we daarna in de Vallei der Creatieve Steden. Onze gastvrouw vertelt dat het item van de creatieve steden een beetje over het hoogtepunt heen is. Typisch een issue van de vorige eeuw, toen Landry (2000) nogal indruk maakte met zijn vernieuwingsprojecten in Europese steden. Landry zag creativiteit als een belangrijke algemene energiebron om steden te vitaliseren, oude wijken op te knappen, industrile gebouwen een culturele bestemming te geven en vooral planmatig de leefbaarheid van steden op een hoger plan te brengen. Culturele voorzieningen als schouwburg en museum zijn van groot belang, al heeft Landry zich niet zo expliciet uitgelaten over het effect van kunst en cultuur op bijvoorbeeld stedelijke ontwikkelingen. Het concept van creatieve steden is overigens niet geheel nieuw, al heeft het hanteerbaar maken lang op zich laten wachten. De Amerikaanse Jane Jacobs beweerde al zon ruim twintig jaar geleden dat kunst en cultuur van belang kunnen zijn voor de dynamiek van steden en later, in 1998, heeft de leermeester van Landry, Peter Hall, in een omvangrijk werk van 1.169 bladzijden met als titel Cities in Civilization al gewezen op de innovatiekracht van kunst en cultuur.
In de Vallei der Creatieve Steden is het weliswaar een drukte van belang welk gemeentebestuur wil niet een creatieve stad zijn? maar de vraag is of het concept zich staande kan houden naast het geweld van cultuur en economie waar vooral de economische benadering dominant is.
Ook Florida heeft zich in een recente publicatie (uit 2005) positief uitgelaten over creativiteit als kwaliteit om tot leefbare en economisch sterke steden te komen. Voorwaarde voor zon ontwikkeling is dat de sociale omstandigheden in een stad gericht zijn op deelname van zo veel mogelijk mensen. Zijn volgende boek zal gaan over deze sociale factor, zo kondigt hij aan.
Terecht heeft in de Vallei der Creatieve Steden het idee van Culturele Hoofdsteden van Europa een plaats gekregen (zie MMNieuws, 2001/08). Het idee is in het culturele veld vaak kritisch bejegend sinds 1984 wijst de Europese Raad steden in Europa aan die een jaar lang het predikaat van Culturele hoofdstad mogen voeren maar wordt als het erop aankomt door de grote steden wel geambieerd. De kritiek zit vooral in het feit dat het idee door gemeentebesturen erg als een marketingtool voor het cultuurtoerisme gebruikt wordt en veel minder als een uitdrukkingsplatform voor de Europese culturen. Toch hebben we mooie voorbeelden gezien hoe een stad zich plaatselijk en Europees kan ontwikkelen aan de hand van interessante kunstprojecten (Glasgow, 1990; Antwerpen, 1993, en in zekere zin Rotterdam 2001). Momenteel lopen de steden Utrecht, Haarlem en Maastricht zich warm voor het predikaat in 2018.
Overigens hoeven steden niet te wachten totdat ze uitverkoren zijn. In Utrecht draait bijvoorbeeld momenteel het cultuurprogramma Vrede van Utrecht 2013, dat weliswaar gericht is op het binnenhalen van de Europese titel, maar vooral het autonome Europese bewustzijn van en binnen de stad wil uitstralen.

Braakliggend land
We komen aan het eind van onze voettocht. Onder het genot van een koude soep met veel rauwe groenten filosoferen we over de toekomst. Het park is nog lang niet af en de vraag is of we blij moeten zijn als dat moment aanbreekt. Wat zijn nu de actualiteiten binnen de creatieve industrie?
Accent op regionale ontwikkelingen. Het regionale en stedelijke element in de creatieve industrie is evident. Maar let op, het kan ook fout lopen: creatieve broedplaatsen kunnen in het keurslijf geduwd worden van cityplanners en projectontwikkelaars waarbij de kern kunstenaars en vormgevers wegtrekt naar andere, meer spannende plekken. Misschien wel weg van de oorspronkelijke creatieve werkplaatsen. Dat is iets waarover Amsterdam zich momenteel zorgen maakt, maar ook in Rotterdam ging het niet de goede kant op toen cultureel ondernemer Joep van Lieshout in 2002 zijn kunstenaarsvrijstaat op last van de gemeente moest ontmantelen. Elke stad of regio zal moeten aanvaarden dat de creatieve industrie ook eigen autonome plekken moet hebben zonder dat nauwe stadsplanning de creativiteit doodt.
Professionalisering van het cultureel ondernemerschap. Een thema dat nog veel te weinig door de overheid op een systematische wijze wordt opgepakt. Met hier en daar een subsidie voor cultureel ondernemerschap of een notitie over problematieken van creatieve starters (Kennisland, 2005) kom je er niet. Het cultureel MKB zal de komende tijd veel meer in de belangstelling moeten komen ook in het onderwijs willen de ambities van de creatieve economie kunnen worden verzilverd. Uiteraard zal het bewustzijn omtrent ondernemerschap bij kunstenaars en vormgevers zelf ook moeten toenemen. Het moet mogelijk zijn dat in elke regio bijvoorbeeld een Creatieve Kamer van Koophandel wordt opgericht die verantwoordelijk wordt voor de kwaliteitsontwikkeling van het creatief ondernemerschap (Van Thiel, 2006). In verschillende plaatsen wordt aan zon ontmoetingsplek gewerkt (Utrecht/Babel, Deventer/Westelijk Havengebied, Eindhoven/Alice).
Onderzoek moet hoger op de kennisagenda. Een punt waarover nog veel te weinig de trom geroerd wordt en dat vaak wordt gezien als een hobby van een enkeling. Ook in de beleidsliteratuur is het nog een vergeten issue: de noodzaak van een Strategische Onderzoeksagenda voor de creatieve industrie. We zien een grote behoefte aan onderzoek binnen de creatieve industrie (begripsvorming, langjarige case studies, besluitvorming op microniveau, design research, relatie stad-regio, flexfinanciering, intellectueel eigendom en innovatie, etc.), maar als je kijkt naar de afgelopen jaren zijn slechts enkele baby-consortia ontstaan (TNO/HBO-raad, Geografie in Utrecht en Amsterdam, Kunstenaars & Co en de HKU). De financiering is moeizaam en er ontbreekt een deugdelijk NWO-programma (al is dat in de maak). Het nieuwe programma Smart Mix (ministerie van EZ) ziet er hoopvol uit, maar lijkt alleen gevestigde instellingen te bedienen, zodat kunstenaars en vormgevers buiten de boot vallen. Wellicht is het een goed idee om het in dit artikel bepleite Innovatiefonds voor de Creatieve Industrie ook uit te rusten met een flink onderzoeksbudget. Voordeel is dat onderzoek dan dicht bij de basis plaatsvindt (bijvoorbeeld via practice led research, action research of design research). Maar de weg zal lang zijn want allerlei gevestigde onderzoeksbelangen zullen zich tegen zon fonds keren.
Internationale innovatiekracht. Nederland heeft zijn eigen iconen, maar als creatieve industrie in haar geheel spreekt het nauwelijks tot de internationale verbeelding. Individuele kunstenaars, vormgevers en onderzoekers mogen dan welkome gasten zijn bij internationale events en competities, toch vindt export van kwaliteit en competenties nauwelijks plaats. Het wordt tijd dat een task force van enkele prominente vertegenwoordigers de verantwoordelijkheid neemt om het sleutelgebied creatieve industrie te transformeren tot een nationaal speerpunt. Zeker een onderwerp ook voor het nieuwe kabinetsbeleid 2006-2009 en voor de Cultuurnota 2008-2011. Alleen zo wordt bereikt dat het internationale organisatievermogen van de Nederlandse creatieve industrie zich echt kan ontwikkelen en Nederland een speler wordt die zijn creatieve talenten koestert op het hoogste niveau met het oog op een dynamisch en duurzaam Europa.

We nemen afscheid van onze gastvrouw. We zeggen toe zeker een paar aanvullende ideen te e-mailen. Bijvoorbeeld dat elk bedrijf van een zekere omvang over moet gaan tot het aanstellen van een CCO, een Chief Creative Officer, wil het in de nieuwe creatieve economie een beetje meetellen…

Verder lezen
Irina van Aalst, Bianca Lubbers, Made in Utrecht. Over de creatieve industrie in Utrecht, in: C MKB U. Een veelbelovende onderneming, HKU/Lectoraat Kunst en Economie, 2005.
Alice, Het creatief DNA van de regio Eindhoven, een inventarisatie. Eindhoven, 2003.
R.M. Braaksma, J.P.J. de Jong, E. Stam, Creatieve bedrijvigheid in Nederland, Structuur, ontwikkleing en innovatie, EIM, Zoetermeer, 2005.
Rob Boonzajer Flaes, e.a., Van onderen! De podia als beroepsterrein voor het MBO, QRA, Amsterdam, 2001.
Arthur (le Cosquino) de Bussy, Creatieve Industrie als motor voor kunstonderwijs in het MBO, In: Giep Hagoort (red.), Internoveer! Innovaties realiseren door Interactiviteit, Reed Elsevier, Den Haag, 2004.
Mihaly Csikszentmihalyi, Creativiteit. Over flow, schepping en ontdekking, Boom, Amsterdam, 1999.
Richard Florida, The rise of the creative class, Basic Books, New York, 2002.
Richard Florida, Cities and the creative class, Routledge, New York, 2005.
Richard Florida, Irene Tinagli, Europe in the creative age, Demos, 2004.
Simon Franke, Evert Verhagen (red.), Creativiteit en de stad, NAI, Rotterdam, 2005.
Giep Hagoort, Cultureel ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement, FSAO, Culemborg, 1992.
Giep Hagoort, Art Management Entrepreneurial Style, Eburon, Delft/Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 2003.
Giep Hagoort, Over artisticiteit en commercialiteit, in: Boekman 68, Boekmanstichting Amsterdam, 2006 (verschijning op handen).
Giep Hagoort, Aukje Thomassen, De creatieve industrie als context voor de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in: Thema, 2006.
Peter Hall, Cities in Civilization, Phoenix, London, 1998.
HKU, C MKB U. Een veelbelovende onderneming, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht/Lectoraat Kunst en Economie, 2005.
Innovatieplatform, Creativiteit. De gewichtsloze brandstof van de economie, Den Haag, 2005.
Rolf Jenssen, The Dream Society, How the coming shift from information to imagination will transform our business, McGraw-Hill, New York, 1999.
KL, Creatieve starters, Kansen en knelpunten voor starters in de creatieve industrie, inventarisatie, Stichting Nederland Kennisland, Amsterdam, 2005.
Charles Landry, The Creative City, Eartscan, London, 2000.
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, Atlas voor gemeenten, Utrecht, 2004.
Gerard Marlet, Joost Poort (red.), Cultuur en creativiteit naar waarde geschat, SEO, Amsterdam/Atlas voor gemeenten, Utrecht, 2005.
Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Ons Creatieve Vermogen, Brief cultuur en economie, Den Haag, 2005.
MMNieuws, Rotterdamnummer, 2001/8, Amsterdam, 2001.
Annette Nijs, Creativiteit is grondstof van onze economie, in: NRC Handelsblad, 9-2-2006
B. Joseph Pine II, James H. Gilmore, The Experience Economy, Work is theatre & every businees a stage, Harvard Business School Press, Boston, 1998.
Paul Rutten, Walter Manshanden, Jos Muskens, Olaf Koops, De creatieve industrie in Amsterdam en de regio, TNO, Delft, 2004.
Marijn van Thiel, Utrecht en het Cultureel MKB, in: Dwarsdoorsnede 2005, Hogeschool voor de Kunsten/Lectoraat Kunst en Economie, 2005.
Aukje Thomassen, B.V. Creatief Nederland. Een analyse van de kansen en bedreigingen van Nederland als creatief en innoverend land, in: Handboek Cultuurbeleid, Reed Elsevier, Den Haag, 2005.
Alvin Toffler, The third wave, Morrow, New York, 1980.

Auteur: Giep Hagoort, Aukje Thomassen, Marijn van Thiel giep.hagoort@central.hku.nl marijn.vanthiel@ke.hku.nl

468

Reactie verzenden

Share This