Selecteer een pagina

Blessuregevoelige topsector

Algemeen
De creatieve industrie is in het bedrijvenbeleid van minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) een van de tien topsectoren van de Nederlandse economie. Eerder mocht de creatieve sector zich al sleutelgebied noemen. Maar als neveneffect van de opheffing van het Innovatieplatform zijn de sleutelgebieden alweer verleden tijd. Met de topsectoren is minister Verhagen met een onbeschreven lei gestart. Op 17 juni brachten speciaal gevormde topteams, van ondernemers, wetenschappers en topambtenaren voor elke topsector advies uit over hoe de minister zijn beleid inhoudelijk zou moeten vormgeven.

Het advies van het topteam Creatieve Industrie, waar ik als privaat secretaris bij aanschoof, draagt de titel ‘Creatieve industrie in topvorm’. Ik zal geen samenvatting van het advies geven; die is te vinden op www. top-sectoren.nl/creatieveindustrie. Maar ik wil wel stilstaan bij drie uitdagingen die de creatieve sector wacht om zich te handhaven onder de topsectoren. De creatieve industrie is in het verleden namelijk al vaker blessuregevoelig gebleken bij haar inzet om mee te komen in kopgroep van de economie. Daarbij gaat het erom dat de creatieve industrie onwennig is met de geschreven en ongeschreven spelregels van de industriepolitiek, niet dat de sector qua economische waarde buiten de top zou vallen.

 

OCW of EL&I?
De eerste uitdaging hangt samen met de eeuwige discussie over de afbakening van de sector. Vooral de vraag of creatieve industrie beperkt is tot creatieve zakelijke dienstverlening (mode, design, architectuur e.d.) of ook de kunsten omvat, stak in de talrijke consultaties met het veld herhaaldelijk de kop op. In het advies is gekozen voor de onder beleidsmakers gangbare definitie waarbij de creatieve industrie breed wordt omschreven als kunst en cultuur (inclusief erfgoed), media en entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening. Het advies richt zich vervolgens wel nadrukkelijk op het bedrijvenbeleid. De brede definitie schept voor kunst en cultuur echter ruimte om aan te schuiven bij dat beleid. En dat is voor een groot deel van de kunst en cultuursector een nieuw en onbekend terrein. Met al de bezuinigingen is het aan kunst en cultuur om, als onderdeel van de creatieve industrie, een stem te laten horen in het economisch beleid. De creatieve industrie moet af van het idee dat kunst en cultuur (en een stukje media) een volledig gesubsidieerde sector is die beleidsmatig bij OCW thuishoort, terwijl de rest van de creatieve sector beter bij EL&I past. Integendeel. De volle breedte van de creatieve industrie heeft in het bedrijvenbeleid een plek.
Pleidooi voor een Dutch Creative Industries Council 
De tweede uitdaging voor de creatieve sector is om een balans te vinden tussen top down sturing en bottom-up creativiteit en innovativiteit. Geen andere sector gaat zo prat op de kracht van kleinschaligheid (66% is ZZP’er), start-ups, projectmatig samenwerken en zo min mogelijk gecentraliseerde regulering. Die kracht is in Haagse contreien meteen een grote zwakte. Zeker waar het om topambities van bewindslieden gaat. De gele kaart die de Commissie Scheepbouwer aan het sleutelgebied creatieve industrie uitdeelde, roept in de sector twee jaar na dato nog steeds verontwaardiging op. De zelforganisatie in de creatieve industrie werd als onvoldoende beoordeeld, waarbij voorbij werd gegaan aan de vaak sterke mate van organisatie op brancheniveau. Zoiets kan de creatieve industrie opnieuw overkomen. Topsectoren moeten een aanspreekpunt hebben om in Den Haag mee te blijven doen. Iemand moet blijven vertellen waarom versnippering juist de kracht is van de sector.
Een vanuit de sector zelf gedragen, zichtbaar aanspreekpunt voor de creatieve industrie is hard nodig. Dat hoeft geen log regieorgaan te zijn, maar kan ook een light variant zijn. Als het maar met enig mandaat mee kan praten, en ook de belangen van de kleine, voor de politiek meest onzichtbare creatieve ondernemers, kunstenaars en creatieve instellingen voor het voetlicht kan brengen. In het advies van het topteam wordt gepleit voor een Dutch Creative Industries Council, een vertegenwoordiging uit de breedte van de creatieve sector, die snel goede en gezaghebbende ideeën weet op te brengen, de sector kan stimuleren, relevante sectorbrede discussies kan starten en de zichtbaarheid van de sector kan vergroten.
Communiceren met andere sectoren 
De derde uitdaging is om andere topsectoren te overtuigen van de waarde van creatie. Dat is een belangrijk aandachtspunt in de agenda van het topteam. In vruchtbare dwarsverbanden met bijvoorbeeld hightech, de watersector of agrofood schuilt een enorme waarde. De topsectoren opereren nu relatief onafhankelijk van elkaar. Creatieve industrie wordt daarbij nog steeds heel sterk gezien als een sector die zorgt voor het design- of marketingsausje over de technologie, het product of een dienst. Het is aan de creatieve industrie om harder dan tot nu toe een eigen verhaal te brengen. Niet alleen bij opdrachtgevers, maar vooral bij de regisseurs van de andere topsectoren. In veel topsectoren bestaat al lang een centraal regieorgaan of iets soortgelijks. Zo moeilijk is het dus niet om die sectoren te benaderen. Het gaat de komende tijd aankomen op communiceren. Dat moet een sector die zowat leeft van interactie en het ontwerpen van nieuwe verhalen en ervaringen toch kunnen.

Auteur: Martijn Arnoldus Martijn Arnoldus is als senior adviseur verbonden aan Stichting Nederland Kennisland (ma@kl.nl). Ook is hij secretaris van het topteam Creatieve Industrie. Dit artikel schrijft hij op persoonlijke titel.

468

Reactie verzenden

Share This