Selecteer een pagina

Het digitale verleden: wie vormen de erfgoedcommunities?

Algemeen
Ook instellingen voor cultureel erfgoed hebben het internet ontdekt als medium om hun publiek te bereiken. Musea, archieven en organisaties voor monumentenbehoud hebben uitgebreide websites, niet zelden met delen van de collectie online. De vraag is echter of ook het erfgoedpubliek het internet als medium heeft ontdekt. De meeste musea, monumentenorganisaties en andere erfgoedinstellingen met een website weten vooralsnog weinig van het publiek dat ze met hun site bereiken. Wordt het digitale aanbod dat ze creren gebruikt? En zo ja, door wie? Het SCP Aanvullend Voorzieningengebruikonderzoek (AVO), dat eind 2003 is uitgevoerd, geeft op die vragen een antwoord.


Van de Nederlanders vanaf zes jaar geeft twaalf procent aan in het afgelopen jaar wel eens op internet te hebben gezocht naar informatie over vroeger. Vier procent zegt wel eens via internet over vroeger contact met anderen te hebben gehad. Voor een groot deel gaat het hier over dezelfde mensen.
Wie thuis een internetaansluiting heeft, kan gemakkelijker op zoek naar informatie dan wie naar werk, school of bibliotheek moet gaan. Van de thuisbezitters met een aansluiting zocht dan ook zestien procent naar informatie over vroeger, terwijl slechts vier procent van de niet-bezitters dat deed. Voor het hebben van contact met anderen zijn deze cijfers respectievelijk vijf en twee procent.
Contact maken via internet is eveneens makkelijker wanneer je daarvoor niet de deur uit hoeft. Personen die op internet naar informatie over vroeger zoeken, bezoeken voor bijna de helft ook geregeld websites van musea, monumentenstichtingen, instellingen voor archeologie en archieven. Dat lijkt logisch: mensen die een zoektocht starten op internet naar informatie over het verleden komen vanzelf uit bij sites van erfgoedinstellingen. Maar evengoed kan het omgekeerde het geval zijn: bezoekers van bijvoorbeeld een museumwebsite raken genteresseerd in een historisch onderwerp en gaan op zoek naar meer informatie hierover.
Eenzelfde overlap is er tussen bezoekers van websites van erfgoedinstellingen en mensen die met anderen mailen of chatten over vroeger. Het aantal mensen dat via internet over het verleden contact heeft met anderen, is onder de personen die ook erfgoedwebsites bezoeken zes tot tien keer zo hoog als onder degenen die dat niet doen. Ook hierachter kunnen tegengestelde invloeden schuilgaan. Bezoekers van websites kunnen door hun bezoek in contact komen met andere erfgoedliefhebbers. Andersom kunnen mensen die informatie over vroeger uitwisselen via internet elkaar stimuleren om erfgoedwebsites te bezoeken.

Museumbezoek of sitebezoek
Zijn virtuele bezoekers van museumwebsites dezelfde mensen als zij die daadwerkelijk over de drempel van het fysieke museum stappen? Het antwoord ligt voor de hand: voor een deel. Het grootste deel van de museumbezoekers vormen nog altijd de niet-internetters. Mensen die thuis internet hebben, gaan niettemin relatief vaker naar museum, monument of archief dan zij die geen internetaansluiting hebben, ook wanneer ze dat internet niet gebruiken om erfgoedinformatie te vinden. Tussen het zoeken op het internet en het instellingbezoek bestaat verder een positief verband: van degenen die op internet informatie zoeken over vroeger, bezoekt meer dan de helft een museum of monument. Voor archieven ligt dat op ruim een zesde, wat veel is als je bedenkt dat van alle Nederlanders slechts een op de dertig een archief bezocht.

Wie zijn de mensen die de virtuele erfgoedcommunity bevolken? In een statistische analyse van verschillende aspecten van de belangstelling voor cultureel erfgoed bijvoorbeeld: heeft men in het afgelopen jaar gezocht naar erfgoed op internet? heeft men een museum of andere erfgoedinstelling bezocht? is men lid van een oudheidkundige vereniging of andere erfgoedgerelateerde organisatie? verzamelt men zelf objecten met historische waarde? kristalliseren zich zes profielen uit, waarvan er twee de mensen omvatten waar het hier om gaat (zie tabel). Deze twee groepen lijken weliswaar sterk op elkaar, maar kennen toch een duidelijk onderscheid.

Actief of passief
De ene groep bestaat uit de harde kern van bezoekers van erfgoedinstellingen: mensen met veel interesse voor het verleden, die zich echter niet per se actief voor het erfgoed inzetten. De andere groep kan worden getypeerd als de actieve amateurs. Ook zij hebben een bovengemiddelde erfgoedinteresse, maar ze geven daar bovendien een actieve invulling aan. Beide groepen omvatten de mensen die meer dan n keer per maand een bezienswaardig gebouw of stadsdeel bezoeken en minstens eens per kwartaal naar het museum gaan. Ze omvatten samen bovendien alle leden van erfgoedgerelateerde verenigingen, vriendenorganisaties van musea, alle erfgoedverzamelaars en vrijwilligers op erfgoedgebied. Dit zijn dus dezelfde mensen die ook het internet betrekken in hun erfgoedinteresse.
Van de personen die informatie over erfgoed zoeken op internet bevindt zich veruit het grootste deel (93%) in de eerste groep, de resterende zeven procent zit in groep twee. Het via internet contact hebben met anderen over het verleden lijkt van een iets andere orde. Van de mensen die zich daarmee bezighouden, bevindt zich 72% in de eerste groep, de rest in de andere.
Een beschrijving naar achtergrondkenmerken geeft een preciezer beeld van de deelnemer aan internetconversaties over het verleden. Twee derde van de erfgoedbezoekers (de eerste groep) zoekt wel eens op het internet naar informatie over vroeger en ruim een zesde heeft wel eens via internet contact met anderen over vroeger. In absolute zin is dat niet zo heel veel: nog geen vier procent van de Nederlanders. De groep omvat zon beetje alle leeftijden, waarbij de twaalf- tot negentienjarigen sterk zijn oververtegenwoordigd. Die oververtegenwoordiging zien we terug in andere kenmerken: een kleine derde is scholier of student, de rest is grotendeels werkend; een kwart is minderjarig en thuiswonend, terwijl een derde ouder is van kinderen in de middelbare schoolleeftijd. Deze actieve bezoekers zijn voornamelijk hoogopgeleid. In deze groep bevinden zich wat meer mannen dan vrouwen. De reden daarvoor is vermoedelijk dat mannen over het algemeen meer op internet actief zijn dan vrouwen. Nog een tweetal opvallende kenmerken: naarmate de respondenten dichter bij Amsterdam wonen, is hun aandeel in internetgebruik voor erfgoedinformatie relatief groter. Ook is er een kleine oververtegenwoordiging van Indische en Molukse respondenten op internetgebruik in de erfgoedcontext.
Deze groep mensen gaat voorts veel vaker dan gemiddeld naar het museum en is meer dan gemiddeld te vinden in of bij monumenten en andere bezienswaardige gebouwen. Bijna een vijfde van deze groep is zelf verzamelaar van erfgoedobjecten en driekwart leest wel eens een boek of tijdschrift over vroeger.

De actieve amateurs (groep twee) heeft een andere samenstelling. Deze groep bestaat met name uit vijftigplussers. Zij bezoeken iets minder, maar nog steeds vaker dan gemiddeld musea en monumenten. De groep bestaat eveneens voornamelijk uit hogeropgeleiden en werkenden. Het aandeel gepensioneerden is echter aanzienlijk hoger (24%). De oververtegenwoordiging van mensen met Indische/Molukse achtergrond is ook hier zichtbaar. In deze groep bezoekt rond de vijf procent wel eens het internet voor erfgoed en ongeveer zeven procent heeft hierover wel eens contact met anderen via internet. Opvallend voor deze categorie is het relatief grote aantal leden van verenigingen voor lokale of regionale geschiedenis, oudheidkundige genootschappen (18% van de groepsleden), van een organisaties van vrienden van een museum (12%) en andere erfgoedgerelateerde organisaties (39%). Zeven procent doet bovendien erfgoedgerelateerd vrijwilligerswerk en maar liefst 42% verzamelt zelf. Ook in deze groep wordt bovengemiddeld veel gelezen over vroeger.
We zien kortom dat de harde kern instellingbezoekers zon driekwart van de deelnemers aan internetconversaties bevat. Deze profielgroep wordt hoofdzakelijk bevolkt door personen met een duidelijke interesse voor erfgoed, die zich uit in het bezoek van instellingen en internet, verzamel- en leeswoede. De groep wordt aangevuld met scholieren en studenten. Het kan zijn dat laatstgenoemden evenzeer genteresseerd zijn in erfgoed, het is ook denkbaar dat zij zich voor hun studie of schoolvak bezighouden met erfgoed, zowel buiten als op het internet.
Het overige kwart van de deelnemers aan internetconversaties bevindt zich onder de actieve amateurs. Die groep wordt gekenmerkt door een oververtegenwoordiging aan vijftigplussers, die iets matiger zijn in hun bezoek aan zowel instellingen als het internet, maar juist erg actief zijn in verenigingsverband.

Van belang is nu de vraag waarm deze mensen het erfgoedaanbod op internet bezoeken. Welke doelen, wensen en motieven hebben ze daarbij? En komt het digitale erfgoedaanbod voldoende aan hun wensen tegemoet? Deze vragen hopen we de komende maanden in een vervolgonderzoek te beantwoorden.

Auteur: Henrieke Wubs en Frank Huysmans onderzoeksgroep Tijd, Media en Cultuur Sociaal en Cultureel Planbureau h.wubs@scp.nl
468

Reactie verzenden

Share This