Staatssecretaris Frans Weekers van Financiën introduceert in zijn Belastingplan 2012 de zogenoemde ‘geefwet’. Deze wet moet het zowel voor bedrijven als particulieren aantrekkelijker maken om giften te doen aan culturele instellingen. Om particuliere giften te stimuleren zijn in fiscale wetten faciliteiten voor de goede doelensector opgenomen. Een aantal daarvan is bedoeld om het geven aan goede doelen te bevorderen. Voorbeelden zijn de giftenaftrek in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting en de vrijstelling van schenk- en erfbelasting voor verkrijgingen door of van goede doelen instellingen.
ANBI-status
De faciliteiten zijn voor een belangrijk deel gekoppeld aan het hebben van de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) voor de verkrijgende of uitdelende instelling. Instellingen kunnen door de Belastingdienst als ANBI worden aangemerkt als zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Een instelling met een ANBI-status mag commerciële activiteiten ontplooien zonder dat dat tot verlies van die status leidt. Zo’n instelling kan onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling in de vennootschapsbelasting. Zo mag het winststreven slechts van bijkomstige betekenis zijn. Concreet houdt dat in dat de winst 15.000 euro op jaarbasis mag bedragen, of 75.000 euro over het jaar zelf en de vier voorafgaande jaren tezamen.
Multiplier
Er komt een extra stimulans in de giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting voor giften aan culturele ANBI’s door middel van de vermenigvuldigingsfactor (multiplier) van 1,5. Dus wie 1.000 euro schenkt aan een museum of andere culturele instelling, mag 1.500 euro aftrekken voor de inkomstenbelasting. Voor de inkomstenbelasting kan de multiplier op een onbegrensd giftbedrag worden toegepast. Voor de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting geldt de multiplier voor een giftbedrag van maximaal 5.000 euro. De regeling geldt voorlopig voor vijf jaar, maar bij positieve evaluatie kan ze worden voortgezet. De Geefwet, een fiscale constructie uit het VVD-programma, wordt deels gepresenteerd als een middel om de kunstensector een helpende hand toe te steken. Het heeft er veel van dat de wet is geïnspireerd op een Amerikaans financieringsmodel. In de VS zijn giften van private instellingen veel belangrijker dan in Nederland. Het is echter maar de vraag of culturele instellingen met de maatregelen die in de Geefwet worden aangekondigd de gevolgen van bezuinigingen en de verhoging van de BTW op toegangskaarten kunnen compenseren.
Geen multiplier, maar matching
Sigrid Hemels: De Geefwet maakt de verwachting niet waar. Een permanente verslechtering van de monumentenaftrek moet een tijdelijke giftenaftrek multiplier voor culturele instellingen bekostigen. Deze multiplier is echter een donorsubsidie; alleen als hierdoor meer aan culturele instellingen wordt gegeven, hebben zij er wat aan. Een dure maatregel, gebaseerd op flinterdunne hoop. Een matchingregeling, die culturele instellingen in plaats van hun donoren beloont, zou de cultuur meer opleveren. Bovendien is de multiplier onrechtvaardig: waarom profiteren gevers aan culturele instellingen meer van hun gift dan gevers aan andere goede doelen en waarom moeten de andere belastingbetalers de belastingteruggave van 78% voor gevers aan cultuur dragen? De regeling zal ook tot veel discussie aanleiding geven: wat is cultuur (‘hoogwaardige cultuur’ zegt de toelichting op het wetsvoorstel, ook al zo’n vage term), wat is een culturele instelling en hoe moet worden omgegaan met gemengde instellingen die zowel cultuur als andere doelen steunen? De multiplier geldt namelijk alleen als de instelling voor minimaal 90% aan cultuur doet. Het is de vraag of de Belastingdienst voldoende menskracht en expertise heeft om de verzoeken voor aanwijzing als culturele instellingen tijdig te kunnen beoordelen.
De Geefwet verdient een gedegen parlementaire behandeling. De invoeringsdatum is echter 1 januari 2012. Omdat tegelijkertijd het Belastingplan 2012 door het parlement moet worden gejaagd, vrees ik dat de Geefwet zal ondersneeuwen. Die invoeringsdatum moet daarom worden uitgesteld. Dit uitstel moet niet gelden voor het aangekondigde besluit over commerciële activiteiten. Commerciële activiteiten staan nu vaak de ANBI-status in de weg. Op grond van de wet zijn deze activiteiten echter niet onverenigbaar met deze status, dit is slechts beleid van de Belastingdienst. Het besluit zou dit beleid op zo kort mogelijke termijn moeten wijzigen opdat cultureel ondernemerschap wordt gestimuleerd in plaats van afgeremd.
Geven is wel voorbeeldig, maar niet voordelig
Bastiaan Vinkenburg: De Geefwet heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Het initiatief kwam, naar mijn weten, van Han ten Broeke, VVD-kamerlid en woordvoerder cultuur ten tijde van het VVD-partijprogramma. Zijn idee was om de bestaande fiscale wetgeving rond geven aan cultuur onder één noemer te brengen. Dat is op zich geen onaardige gedachte. De fiscale voordelen voor gevers in Nederland zijn sinds jaar en dag uitermate gunstig, maar dat was veel te weinig bekend. Nederland heeft geen geefcultuur en is zich niet bewust van de behoefte en mogelijkheden. Dat is meteen ook het eerste en grootste voordeel dat ik zie aan de Geefwet, dat er landelijk meer aandacht is voor particuliere giften aan cultuur, en dat zal zeker effect hebben. Nu de Geefwet is gepubliceerd, blijken er ook nieuwe fiscale maatregelen in te staan, waaronder de multiplier. Deze multiplier is een tweede voordeel en kan goed uitpakken voor de cultuursector, mits het gebruik ervan goed uitgelegd en benut wordt. De toelichting die nu gegeven wordt is dat bij een gift van 1.000 euro, het af te trekken bedrag anderhalf keer groter is, dus 1.500 euro, en bij het hoogste belastingtarief van 52% betaalt de fiscus dus 780 euro terug, en is de gever dus slechts 220 euro kwijt. Wel gelden nog steeds dezelfde voorwaarden, zoals een notariële akte en het moet een periodieke en niet eenmalige gift zijn, in verband met de drempel die voor eenmalige giften geldt. De culturele instelling ontvangt dan 1.000 euro en heeft geen voordeel; het voordeel ligt geheel bij de gever.
In de communicatie moeten de culturele instellingen duidelijk zien te maken dat de gever die bereid was om netto 1.000 euro te geven, dankzij de Geefwet veel meer kan geven aan de instelling, namelijk 4.500 euro (waarbij dezelfde voorwaarden als hierboven gelden). De multiplier brengt het aftrekbare bedrag op 6.750 euro en de fiscus geeft daarvan 52% dus 3.510 euro terug. De gever is netto maar 990 euro kwijt, maar de culturele instelling is 4.500 euro rijker! Zo wordt het dus echt interessant. Het is de vraag of de cultuursector dit zelf helder genoeg kan uitleggen en overbrengen aan gevers. Hierbij is hulp zeer welkom van de fiscus zelf, de overheid en intermediairs als notarissen, accountants en private bankers. Die partijen kunnen het geven aan cultuur tot een groter succes maken.Toch komt nu niet opeens alles goed voor de cultuursector, helaas. De fiscale voordelen zijn namelijk geen reden om te gaan geven, hooguit om meer te geven. Voordelen zijn er in Nederland altijd al geweest, ook veel meer dan in bijvoorbeeld de VS, en toch is geven hier niet gebruikelijk. In de VS geldt dat de overheid minder belasting int en inwoners daarom een groter deel van hun inkomen overhouden. Zij kunnen daarom zelf kunnen beslissen waaraan hun geld wordt besteed. Zelfs als Nederlanders meer gaan geven, zal dit de bezuinigingen allerminst kunnen compenseren.
Welke voordelen er ook zijn, voor gevers geldt hoe dan ook dat zij hun geld kwijt zijn. Zij krijgen voor hun gift wel een goed gevoel, dankbaarheid en cultureel aanbod terug, maar hun geld niet. Dit feit wordt overschaduwd door de term fiscale voordelen, waar de belastingbetaler normaliter geld aan overhoudt. Cultureel beleggen is iets wezenlijk anders; daar zal de belegger zijn geld wel met enig rendement en eveneens een goed gevoel terugkrijgen. Daarvoor is zeker ook belangstelling. Cultureel beleggen wordt echter door dit kabinet afgeschaft. Wat kan de fiscus dan wel doen om de cultuursector echt te laten profiteren van fiscale voordelen? De meest voor de hand liggende maatregel is eenvoudig te realiseren: voer een btw-verlaging door voor de podiumkunsten en de beeldende kunsten, zodat van de toegangskaarten weer net zoveel naar de instelling zelf gaat als bij musea en bioscopen. Een andere maatregel die kan worden overwogen betreft de vermogens-belasting. Een plan is om particulier vermogen dat wordt belegd in een culturele bestemming die publiek beschikbaar is, niet mee te rekenen onder het belastbaar vermogen. Te denken valt aan kunstwerken die in bruikleen worden gegeven aan musea of muziekinstrumenten die door professionele musici op podia worden bespeeld. Een derde maatregel die wel heel ver gaat is om de huurconstructie van culturele gebouwen om te zetten in een hypotheek, waarbij de instellingen de hypotheekrente kunnen aftrekken. Als dit eenmaal is gerealiseerd, is veel zekerheid gecreëerd. De hypotheekrenteaftrek is immers wel het laatste waar deze regering aan zal tornen. Deze maatregel zal niet worden gerealiseerd. Misschien moeten we dan toch maar tevreden zijn als de Geefwet tot extra inkomsten voor de cultuursector leidt.