Selecteer een pagina

Wie doet wat in de lokale culturele infrastructuur?

Algemeen, Beleid, Organisatie, Redactioneel

fotografie: Museum Boijmans van Beuningen

De BMC Cultuurconferentie 2015 stond in het teken van de wederopstanding van cultuurbeleid na jaren van bezuinigingen. Maar het zal nooit meer worden zoals het was: nieuwe tijden vragen om een nieuw  soort beleid. Culturele infrastructuur speelt daarbij een belangrijke rol, maar wie hoort welke taken op zich te nemen?  

Bij onze zuiderburen in Vlaanderen zijn veel culturele voorzieningen onderdeel van het gemeentelijk apparaat. De zorg voor bibliotheken, theaters en museale collecties wordt er gezien als een collectieve verantwoordelijkheid die zich uit in een overheidszorg voor kunst en cultuur. In Nederland hebben we in de afgelopen decennia ervoor gekozen om veel publieke voorzieningen op afstand van de overheid te zetten. Je zou zelfs kunnen spreken van vermarkten. Instituties die hun basis hadden in de maatschappij (zoals corporaties, ziekenhuizen en verzekeraars) werden marktgerichte ondernemingen. En culturele voorzieningen werden culturele ondernemingen die de gunst moeten winnen van het publiek.

De discussie over wat publiek is en wat privaat en welke verantwoordelijkheden we bij de burgers zelf moeten leggen, is uitermate actueel. In het NRC Handelsblad van 14 januari betoogden Rick van der Ploeg en Adri Duivesteijn zich onder de noemer ‘Terug naar een echt publiek stelsel’ uit voor een herwaardering van de publieke sector. Instellingen die publieke taken uitoefenen moeten volgens hen weer in publieke handen komen of, beter nog, weer worden verankerd in de samenleving. De Commissie Derksen bepleitte daarnaast in haar rapport Perspectief voor de steden (2014, op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) hernieuwde aandacht voor cultuurbeleid. Omdat dit van belang is voor de welvaart en voor het versterken van identiteit en eigenheid.

Wederopstanding

Na een periode van fors bezuinigen lijkt een revival van het cultuurbeleid aanstaande. Maar niet meer op de oude manier. Gemeentebesturen en culturele instellingen worstelen met de vraag hoe een aantrekkelijke culturele infrastructuur in stand kan worden gehouden en welke partijen daar een rol in kunnen spelen. Tot waar strekt de verantwoordelijkheid van de overheid? Wat laten we over aan de markt? En: welke rol is weggelegd voor de burger? Tijdens de BMC Cultuurconferentie van 30 april jongstleden werd aan de hand van deze vragen aandacht besteed aan de kritische succes- en faalfactoren van een florerend cultuurbeleid. Tijdens workshops werd ingegaan de genoemde vragen waarbij ook kwesties aan bod kwamen als: wie neemt verantwoordelijkheid voor de stenen? (met een interessante inbreng van Hans Gerson, de voormalig wethouder van Amsterdam en oud-directeur van het lokale grondbedrijf), wie beheert de culturele accommodaties? Wie kan het best de culturele voorzieningen exploiteren? En: wie verzorgt het kunstonderwijs?

Dit nummer van MMNieuws is ten dele de weerslag van deze conferentie. Over de genoemde thema’s zijn artikelen geschreven waarin dieper in is gegaan op de kwesties en vragen die aan de grondslag lagen van elke workshop. Eltje de Klerk buigt zich over ‘het stenen vraagstuk’: de mogelijkheden en valkuilen van cultureel vastgoed, aan de hand van een case study in Oisterwijk. Dick te Winkel bevindt zich op soortgelijk terrein door zich af te vragen hoe het beheer van culturele accommodaties geregeld zou moeten worden. Glenn ter Veer besteedt aandacht aan de wederopstanding van cultuureducatie terwijl Marco van Vulpen reflecteer op de waarde van kunst als communicatiemiddel tussen kunstenaar en publiek. Jaap van Luijk richt zich op de effecten van verzelfstandiging op een culturele organisatie, terwijl Cor Wijn dieper induikt op de vele soorten fondsen die het culturele veld inmiddels rijk is. Daarnaast presenteren we een uitvoerig interview met Steven de Waal, special guest tijdens deze editie van de BMC Cultuurconferentie. Hij waarschuwt voor de façade die we bij veel maatschappelijke – en ook culturele organisaties – zien: in naam zijn deze organisaties privaat, maar ondertussen zijn ze met handen en voeten aan de overheid gebonden. Volgens De Waal slaat deze schijn-onafhankelijkheid direct terug op deze organisaties, met veel geworstel met bedrijfsvoeringen als gevolg.

De overige artikelen van deze MMNieuws borduren voort op onze thema’s, van het interview met Guikje Roethof van de Amsterdamse Kunstraad tot de meer theoretisch reflecties van Marjo van Schaik op de rol van ‘plaats’ in cultuurproductie anno 2015. Met de zomer in het vooruitzicht wensen we u dan ook veel leesplezier toe.

468
Share This