Selecteer een pagina

Als de vos de passie preekt… boer pas op je kippen

Het is alweer tien jaar geleden dat de toenmalige staatssecretaris Rick van der Ploeg in zijn ‘State of the Union’ bij de opening van het toen nog bestaande Theaterfestival (waarom is dat eigenlijk niet zonder subsidie doorgegaan?) een betoog hield over ‘cultureel ondernemerschap’. Wat opviel in zijn stellingname was de allesbepalende rol van de overheid: Van der Ploeg riep de kunstwereld dan wel op zich de werkwijze van het bedrijfsleven eigen te maken, maar dan toch alleen voor zover de overheid dat zou goedkeuren dan wel daarmee zou instemmen. In de visie van Van der Ploeg kiest de overheid haar partners; de ruimte voor een ondernemer met eigen ideeën is in deze opvatting gelijk nul.

Nu was het ook toen al zo dat niemand precies wist wat er met de deftige term ‘cultureel ondernemerschap’ bedoeld werd. Over een ding bestond echter geen misverstand: het ging destijds vooral om publieksbereik. Dat vond ik ook toen al uiterst merkwaardig. Het moet zo rond 1982 zijn geweest dat ik met enkele vrienden, waaronder Berend-Jan Langenberg en Dirk Noordman (allebei thans verbonden aan de Erasmus Universiteit) de allereerste cursus kunstmanagement voor professionals op poten zette.

Die bleek in een enorme behoefte te voorzien: vooraanstaande deskundigen uit het bedrijfsleven, de accountancy en de commerciële marketing maakten hun opwachting en droegen er het hunne toe bij dat het relatieve isolement van al die deelnemende leidinggevenden, zakelijk leiders en directeuren van kunstinstellingen doorbroken kon worden. Als we er zelf na een aantal jaren niet genoeg van hadden gekregen hadden we er beslist tot op de huidige dag mee door kunnen gaan.

Wat toen nog betrekkelijk nieuw was: het aanreiken van technieken uit het bedrijfsleven en deze adapteren voor het kunstbedrijf, zou zo langzamerhand gemeengoed moeten zijn. We mogen toch verwachten dat al die afgestudeerden aan de inmiddels over het land uitgestrooide opleidingen kunstmanagement, culturele bedrijfskunde of hoe het allemaal heten mag, hun weg naar de kunstinstellingen gevonden hebben en de zaak een enorme schwung hebben gegeven.

Of zou de materie toch iets weerbarstiger zijn? Ik dacht dat op te maken uit de recente berichtgeving over de besluiten van het Fonds Podiumkunsten+ ( NFPK). In de motivatie van de subsidiekorting voor de ensembles waarbij Reinbert de Leeuw nauw betrokken is, komt opeens het criterium cultureel ondernemerschap om de hoek kijken. Bij nader inzien blijkt het slechts te gaan om de normale activiteiten van goed management. De voorzitter van de commissie muziek verklaart in de Volkskrant van 21 augustus j.l. dat het daarbij gaat om zaken als: ‘nieuwe media, websites, streams, podcasts en platforms’ met daarnaast nog publieksbereik, publieksverbreding en cultureel ondernemerschap.

Om iedere willekeur in de beoordeling voortaan uit te sluiten heb ik voorgesteld de duidelijk meetbare resultaten van modern management op een openbaar te raadplegen site onder te brengen, zodat voor publiek, instellingen, pers en politiek in een oogopslag duidelijk is waar de beste resultaten behaald worden op het gebied van bijvoorbeeld publieksbereik, internationalisering of fondsenwerving (zie ‘Het Betoog’ in de Volkskrant van 20 september j.l.). De directeur van het NFPK wil daar niet aan, zo laat hij weten in een interview in het NRC Handelsblad van vrijdag 10 oktober: ‘In de kunst zijn te weinig objectieve factoren om je op te baseren, dus uiteindelijk gaat het om het vertrouwen op het oordeel van een deskundige’.

Kortom, de overheid zegt iets te willen bevorderen waarvan ze zelf niet kan definiëren wat precies en zodra ze zegt het als mede-besluitvormend criterium te hanteren bij subsidietoewijzing wil ze geen open­heid van zaken geven. Is dat vreemd? Nee, in het geheel niet. Ondernemerschap is tenslotte nauw verbonden met de persoon van de ondernemer. Dit soort mensen is in de culturele sector niet of nauwelijks te vinden. Dat is niet zo verwonderlijk; het gaat om personen die bereid zijn persoonlijk risico te nemen op terreinen waar anderen dat niet doen of durven, vreemd vermogen aan te trekken, lange termijn strategieën te ontwikkelen waarin periodes met een negatief eigen vermogen worden gefinancierd door risicodragende partners of aandeelhouders, innovatie een omvangrijke kostenpost is en visie en zorg voor onderneming, personeel en klanten dagelijkse kost is.

Ik kan u uit eigen ervaring verzekeren dat de overheid niets meer verafschuwt dan bovenstaand gedrag – niet zo vreemd als men bedenkt dat het er in het overheidsbeleid, dus ook het kunstbeleid, vooral om gaat de boel te beheersen en te controleren. In dat licht moet dan ook het pleidooi voor cultureel ondernemerschap worden gezien. Het betekent niets, het gaat nergens over, houdt de kunstsector in de greep van de overheid en verschaft beslissers op ieder moment een argument om een al te eigengereid type af te serveren.

468

Reactie verzenden

Share This